omloopsnelheid der spaargelden van invloed is op de rentevergoeding door de Centrale Banl over de bij haar door de aangesloten banken gedeponeerde tegoeden. De onderstaande tabel geeft een overzicht van het beloop der spaargelden per provincie SPAARBEWEGING BIJ DE AANGESLOTEN BANKEN PER PROVINCIE (in miljoenen guldens) 51 12-1955 31-12-1956 31-12 1957 Bedrag Indexcijfer Bedrag Indexcijfer Bedrag Indexcijfer Groningen 104,2 100 109,9 105,5 109,4 105,0 Friesland 205,9 100 212,7 103,3 210,7 102,3 Drenthe 121,1 100 129,7 107,1 135,0 111,5 Overijssel 146,2 100 159,1 108,8 168,9 115,5 Gelderland 277,3 100 299,7 108,1 318,9 115,0 Utrecht 66,0 100 71,5 108,3 75,8 114,8 Noordholland 188,4 100 201,9 107,2 211,0 112,0 Zuid-Holland 252,7 100 274,7 108,7 293,5 116,1 Zeeland 127,1 100 129,5 101,9 131,2 103,2 Noordbrabant 19,1 100 20,1 105,2 21.7 113,6 1.508,0 100 1.608,8 106,7 1.676,1 111,1 Evenals in het voorafgaande jaar bleven de besparingen in de provincies Groningen, Friesland en Zeeland belangrijk beneden, en die van de provincies Overijssel, Gelderland en Zuid-Holland belangrijk boven het gemiddelde. Het totaal der spaartegoeden in Groningen en Friesland onderging een daling. De relatief grootste stijging onderging het totaal der spaar tegoeden in Noordbrabant. Het beloop der spaargelden bij de afzonderlijke banken vertoonde grote verschillen. Bij 544 banken namen de spaargelden toe, bij 155 daarvan met meer dan 10 °/o. Bij de overige banken namen de spaargelden af, waarvan bij 24 met meer dan 10 De spaar beweging bij de onderscheiden spaarinstellingen De onderstaande tabel biedt een overzicht van de spaarbeweging in 1957 bij de onder scheiden spaarinstellingen. SPAARBEWEGING BIJ DE ONDERSCHEIDEN SPAARINSTELLINGEN IN 1957 (in miljoenen guldens) R.P .S. Algemene Boerenleenbanken Totaal Spaarbanken Eindhoven Utrecht 661,4 1.041,8 476,0 777,9 2.957,1 664,4 1.101,6 390,8 710,6 2.867,4 3,0 59,8 85,2 67,3 89,7 1.910,0 1.951,2 941,6 1.676,1 6.478,9 Inlagen in 1957 Terugbetalingen in 1957 Spaarverschil Tegoed per 31 december 1957 Het totale spaaroverschot groot 89,7 miljoen is blijkens bovenstaand overzicht het resultaat van besparingen bij de boerenleenbanken groot 152,5 miljoen en van ontsparingen bij de spaarbanken groot 62,8 miljoen. Daar het agrarisch bedrijfsleven even conjunctuur gevoelig is als de overige sectoren van het bedrijfsleven en zijn rentabiliteit eveneens dalende is, mag uit deze tegengestelde ontwikkeling niet de gevolgtrekking gemaakt worden, dat het de landbouwbevolking in 1957 beter zou zijn gegaan dan de overige Nederlandse bevolking. De creditsaldo's in rekening-courant De creditsaldo's in rekening-courant ondergingen in de maanden januari tot en met april een geleidelijke daling van 273,4 miljoen tot 254,8 miljoen, in de maanden mei tot en met november een stijging tot 295,8 miljoen en vervolgens in de maand december weder een daling tot 277,1 miljoen. Per saldo stegen de creditsaldo's in rekening-courant met 3,7 miljoen. DE UITZETTINGEN De kredietverlening en beleggingen in eigen kring De post kredietverlening en beleggingen in eigen kring omvat naast de kredietverlening in rekening-courant aan lagere publiekrechtelijke organen uitsluitend de krediet- en voorschot verlening aan de leden der aangesloten banken. In 1956 steeg deze post met 130,2 miljoen, in 1957 met 51,4 miljoen. Als oorzaken voor de vertraging der stijging mogen worden genoemd de beperking der dispensatieregeling en de stijging van de debetrente. De volgende tabel bevat een overzicht van het beloop der voorschotten aan natuurlijke personen, vaste hypotheken en leningen aan rechtspersonen. BELOOP DER VOORSCHOTTEN, HYPOTHEKEN EN LENINGEN AAN RECHTSPERSONEN (in miljoenen guldens) 1955 1956 1957 voorschotten vaste leningen totaal totaal totaal nat. personen hypotheken rechtspersonen verstrekt 138,5 170,7 122,4 28,1 68,7 25,6 afgelost 63,5 73,0 77,5 23,3 44,7 9,5 stijging 75,0 97,7 44.9 4,8 24,0 16,1 saldo 31 december 445,2 542,9 587,8 78,8 394,8 114,2 Behalve het totaal der verstrekte bedragen onderging ook het aantal der verstrekte posten een vermindering. Dit bedroeg in de jaren 1955, 1956 en 1957 achtereenvolgens: 19333, 20453 en 15356. Ook het gemiddeld per post verstrekte bedrag daalde. Dit gemiddelde bedroeg in genoemde jaren achtereenvolgens: 7.200,8.300,en 8.000,In dit verband ver dient vermelding, dat het gemiddelde bedrag der aan rechtspersonen verstrekte leningen steeg. Aan coöperatieve verenigingen werd, in tegenstelling tot de ontwikkeling der andere posten,

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1957 | | pagina 11