Verloop der liquide middelen en toevertrouwde pelden
Gecombineerde balans der aangesloten banken
Overige uilzellingen.
In tegenstelling tot de voorgaande jaren vertoont de
groep „overige uitzettingen' een forse stijging met
bijna 25 miljoen tot f 292,2 miljoen.
Alle posten van deze groep werkten aan de stijging
mede waarin de effecten met een toeneming van
J 17.3 miljoen liet belangrijkste aandeel hadden.
Van de in 1955 plaats gevonden hebbende emissies
werd door de aangesloten banken o m. verkregen
11.6 miljoen van de 3)4 Staatsleningen 1955.
J 0.4 miljoen van de 3)4 lening Nederlandsche
Spoorwegen en 0.2 miljoen van de 4 JA lening
Noorwegen
Aan Deposito-Obligaties en obligaties Grondkapitaal-
bank werd respectievelijk genomen 3.9 en J 1.7
miljoen.
De op korte en lange termijn verstrekte leningen aan
publiekrechtelijke lichamen stegen met J 3.5 miljoen.
Aan gemeenten, polders en waterschappen werd
6.9 miljoen verstrekt. Opvallend is hierbij het ten
opzichte van 1954 sterk toegenomen bedrag van de
leningen aan waterschappen en polders.
De deelnemingen in door de Centrale Bank verstrekte
leningen namen toe van J 47.2 miljoen tot 49.0
miljoen.
De bij de Centrale Bank op termijn geplaatste gelden,
die overwegend bestaan uit deposito's voor vijf jaar
vast, stegen met J 1.4 miljoen tot 16.7 miljoen.
LIQUIDITEIT.
De liquide middelen van de aangesloten banken wor
den gevormd door kas-, giro- en banksaldi, Schatkist-
papier en het tegoed in rekening-courant bij de
Centrale Bank.
Sedert ultimo 1951 zijn deze liquide middelen volgens
de onderstaande tabel van jaar tot jaar onafgebroken
toegenomen. In een periode tan vier jaren bedroeg
deze stijging ongeveer 250 miljoen, terwijl de toe
vertrouwde gelden met ruim 550 miljoen toenamen.
In procenten van de toevertrouwde gelden zijn de
liquide middelen in de jaren 1952 en 1953 toege
nomen. doch in 1954 en 1955 volgde een daling,
waarna per ultimo 1955 het percentage ten opzichte
van 1951 verminderd is met 1.3.
1953
1954
1955
(Bedragen x f I miljoen)
Ultimo Toevertrouwde Liq. in van loe-
195, middelen geMen vertrouwde gelden
,95, -f 606 3 J 1 240.4 49,o
670.2 1.366.8 49.0
768.3 1.506.3 51.0
800-7 1.618.3 49,5
856.1°) 1,796.0°) 477
inclusief rente.
Blijkens de berekening van de dispensatiegrenzen A
en B, die voor de aangesloten banken aangeven of
respectievelijk nog uitzettingen op lange en korte ter
mijn kunnen plaats vinden, bedraagt pet saldo de
ruimte op de A-grens nog ongeveer 250 miljoen en
op de B-grens ongeveer 400 miljoen. Dit betekent
dus, dat van het per 31 december 1955 nog beschik
bare bedrag aan liquiditeiten van 856.1 miljoen, nog
250 miljoen op lange termijn kan worden uitgezet
of 400 miljoen op korte termijn.
Hieruit moge blijken, dat de aangesloten banken nog
ruimschoots in staat zijn aan de vraag naar krediet te
voldoen, zelfs, indien de toevertrouwde gelden stabiel
zouden blijven.
De liquiditeitspositie van de aangesloten banken kan
dus als gunstig worden beschouwd.
RENTABILITEIT.
De rentabiliteit van de aangesloten banken als geheel
is blijkens de stijging van de reserve niet onbe
vredigend. Immers sedert ultimo 1951 namen deze
van 52 miljoen met 19.2 miljoen toe tot 71.2
miljoen.
Bij de banken individueel doen zich evenwel belang
rijke verschillen voor, welke aan tal van oorzaken te
wijten zijn, zoals rente- en provisiepolitiek, het kosten-
peil en de graad van liquiditeit.
Daar elke bank vrij is in het vaststellen van rente
tarieven, doen zich hierbij onderling verschillen voor,
die evenwel in verband met het steeds toenemende
overleg tussen naburige boerenleenbanken meer
regionaal van aard zijn.
De concurrentie, vooral op het gebied van de spaar
geldrente met andere spaarinstellingen, dwingt diverse
boerenleenbanken een rente vast te stellen, welke
boven het normale niveau ligt. Teneinde deze onge
zonde concurrentie zoveel mogelijk te beperken, vond
meermalen overleg plaats met de Rijkspostspaarbank,
de Nederlandsche Spaarbankbond en de Coöperatieve
Centrale Boerenleenbank te Eindhoven. Hoewel hierbij
overeenstemming werd bereikt, bleven in het algemeen
resultaten uit, daar overleg tussen plaatselijke spaar
banken veelal niet plaats had.
De als gevolg hiervan vastgestelde abnormale spaar
geldrente beïnvloedt uiteraard de rentabiliteit en kan,
daar de marge tussen de rente op de kapitaalmarkt en
deze spaarrente miniem is, leiden tot aantrekking van
gelden, welke anders vermoedelijk via de kapitaalmarkt
belegd zouden worden.
Ook een juiste provisiepolitiek is van zeer veel belang,
daar de door de banken gepresteerde diensten hierin
haar beloning moeten vinden. Te lage tarieven be-
invloeden de rentabiliteit of geven via de rente aan
leiding lot het afwentelen van de kosten op die
cliënten, te wier behoeve de kosten niet gemaakt zijn.
Het is daarom verheugend, dat dit, gezien de vast
gestelde provisietarieven, door steeds meer banken
wordt ingezien.
Het kostenpeil neemt nog steeds toe, hetgeen, ook in
verband met de toegenomen bedrijfsomvang, verklaar
baar is. Een nauwlettende bewaking van de kosten,
vooral voor de banken, waarbij deze boven het nor
male niveau liggen, blijft evenwel geboden.
(Cijfers in miljoenen guldens)
ACTIVA
1. Liquiditeiten 31-12-54
(incl. renic)
Kas, Postcheque- en Giro
dienst en banken 24.7
Schatkistpapiei .10.5
Centrale Bank 765.5
2. Kredietverlening en be-
leggingen in eigen kring
Debetsaldi in rek.-courant 237.3
Voorschotten aan natuurlijke
pers., niet vallende onder
vaste hypotheken
Vaste hypotheken
Leningen aan rechtsp.
Aardappelwissels
46.1
260.1
64.0
0.2
3. Overige uitzettingen
Effecten159.0
Len. aan publ.recht. lich.
met een looptijd van één
jaar of korter
Len. aan publ.recht. lich.
met een looptijd langer dan
één jaar
Deelnemingen in idem
Len. met overheidsgar.
Len. aan semi-overh.lich.
Deeln. in len. aan rechtsp.
Bijz. rek. bij de C. B. niet
direct opvraagbaar
0
39.6
44.8
4.3
1.2
2.4
15.3
4. Diverse rekeningen
Aandelen Centrale Bank en
Grondkapi taalbank 4.2
Geb., meub. en inventaris 12.3
Vord. weg. gest. bankgar. 2.4
Premiezegels8.0
Vakantiebonnen 2.4
Nog te ontvangen en voor
uitbetaalde bedragen 5.5
Saldi div. ontv. en uitg.
31-12-55
(excl. rente)
27.2
10.3
802.2
800."
839.7
259.2
60.9
306.4
77.9
1.0
607.7
705.4
176.3
1.3
42.5
46.2
4.7
1.7
2.8
16.7
267.3
292.2
5.7
14.1
7.9
2.4
1.7
0.6
34.8
1.710.5
38.1
.875.4
5. ii/e reserves
Gewone reserves
Bijzondere reserves
o. Creditgelden
Spaarbank
Creditsaldi in rek.-courant
Nog te verantw. bedragen
Te betalen belastingen
Centrale Bank
Rekening-courantsaldi bij
andere banken
7. Diverse rekeningen
Gestelde bankgaranties
Centrale Bank Premie-
zegeldepot
Centrale Bank Vakantie-
bonnendepot
Saldo diverse ontvangsten
en uitgaven
31-12-54
(incl. rente)
62.6
4.5
1.369.0
249.3
3.5
0.3
0.1
0.3
2.4
67.1
PASSIVA
31-12-55
(excl. rente)
66.2
5.0
71.2
1.475.9
287.9
4.4
0.5
1.1
.622.5
8.4
2.8
3.8
8.2
14.0
20.9
.773.6
30.6
1.710.5
1.875.4