Frequentietabel der aangesloten banken naar balanstotaal toevertrouwde middelen. Spaarbeweging bij de aangesloten banken Bij de aangesloten banken gedeponeerde spaargelden per provincie Verloop der spaargelden bij de spaarinstellingen in 1955 Balanstotaal x 1 miljoen 0- 0.5 0.5- 1.0 1.0- 1.5 1.5- 2.0 2.0- 2.5 2.5- 3.0 3.0- 3.5 3.5— 4.0 4.0- 4.5 4.5- 5.0 5.0- 7.5 7.5—10.0 boven 10.0 Aantal banken In van het totaal 31-12-51 31-12-55 31-12-'51 31-12-55 60 32 8.2 4.4 197 112 27.0 15.3 142 139 19.4 19.0 108 109 14.8 14.9 87 73 11.9 10.0 42 73 5.8 10.0 25 50 3.4 6.9 22 29 3.0 4.0 10 27 1.4 3.7 9 23 1.2 3.2 23 42 3.1 5.8 3 13 0.4 1.8 3 8 0.4 1.0 731 730 100.0 100.0 Spaargelden. De aanwas van de spaargelden met bijna 107 mil joen in 1955 betekent een nieuw record in de jaren na de geldsanering. Ook in 1955 vertoonde de spaarbeweging het ge bruikelijke verloop, waarbij in de maanden januari en lebruari een belangrijk inlagenoverschot optrad, ter wijl in maart liet overschot aanzienlijk minder was en in april omsloeg in een belangrijke ontsparino. die evenwel in mei werd gevolgd door een surplus van in lagen boven terugbetalingen, dat ook in de volgende maanden gehandhaafd bleef. De maand november nam hierbij, met een aanwas die ver boven het gemiddelde ligt, weer een uitzonderlijke plaats in. Het negatieve spaarverschil in de maand april vond evenals in 1954 niet alleen zijn oorzaak in het ge stegen peil der terugbetalingen, maar evenzeer in het achterblijven van de inlagen. Daarentegen was in de maand november het grote inlagenoverschot te danken aan toeneming van de inlagen. Per 31 december 1955 bedroeg het tegoed van alle inleggers 1.475.9 miljoen, welk bedrag na bij schrijving van de rente, die ongeveer 32 miljoen bedraagt, zal stijgen tot ongeveer 1.507 miljoen. januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december i in duizenden guldens Inlagen 56.670 49.430 50.190 42.260 52.430 50.570 54.220 46.500 47.960 55.770 65.300 64.230 Cijfers 1954 Terugbe talingen 43.730 39.420 48.840 53.620 52.670 42.270 43.700 38.460 40.640 46.490 47.060 55.400 Spaarverschil positief negatief 12.940 10.010 1.350 11.360 240 8.300 10.520 8.040 7.320 9.280 18.240 8.830 Inlagen 61.300 51.460 51.870 44.620 53.810 52.310 55.550 52.610 54.410 53.480 69.710 67.610 1955 Terugbe talingen 47.440 42.460 48.390 60.130 52.300 43.700 42.760 37.850 40.790 46.590 45.250 54.240 Spaarverschil positief negatief 13.860 9.000 3.480 15.510 635.530 552.300 94.830 11.600 668.740 1.510 8.610 12.790 14.760 13.620 6.890 24.460 13.370 561.900 122.350 15.510 Uit deze tabel blijkt, dat het totaalbedrag der terugbetalingen in vergelijking met 1954 slechts met bijna 10 miljoen is gestegen. Het gemiddelde tegoed nam toe met ruim 120 mil joen waardoor de omloopsnelheid verminderde van 0.425 tot 0.395. Gezien de gestegen omloopsnelheid van de spaar gelden bij de Rijkspostspaarbank en de Bijzondere Spaarbanken en de in mindere mate afgenomen om loopsnelheid van de bij de Centrale te Eindhoven aangesloten banken, kan worden aangenomen, dat de invoering van een regeling, waarbij de omloopsnelheid van de spaargelden van invloed is op de rentevergoe ding door de Centrale Bank over de bij haar gedepo neerde tegoeden van de aangesloten banken, effect gesorteerd heeft. Vooral bij het relatief geringe aantal banken, waarbij de omloopsnelheid boven het normale niveau lag, is een merkbare verbetering opgetreden. Deze bestaat hierin, dat gelden, die meer het karakter dragen van tijdelijk nier benodigde bedrijfsgelden, in lopende- rekening worden geboekt. Tegen voorkoming van giraal geldverkeer op de spaarrekening was de vermelde regeling niet gericht, aangezien dit bij de aangesloten banken in het alge meen slechts sporadisch voorkomt. Ter verkrijging van een inzicht in het verloop van de spaargelden per provincie volgt onderstaande tabel: Bedragen in miljoenen guldens) 31-12-1953 31-12-1954 31-12-1955 Bedrag Indexcijfer Bedrag Indexcijfer Bedrag Indexcijfer Groningen 95.7 100 98.3 102.7 101.7 106.3 Friesland 176.7 100 189.9 107.5 201.7 114.1 Drenthe 109.6 100 112.8 102.9 118.6 108.2 Overijssel 121.6 100 131.8 108.4 143.2 117.8 Gelderland 231.9 100 250.0 107.8 271.2 116.9 Utrecht 52.6 100 59.3 112.7 64.6 122.8 Noord-Holland 152.3 100 171.0 112.3 184.5 121.1 Zuid-Holland 199.3 100 223.9 112.3 247.4 124.1 Zeeland 101.3 100 114.4 112.9 124.3 122.7 Noord-Brabant 15.7 100 17.6 112.1 18.7 119.1 1.256.7 100 1.369.0 108.1 1.475.9 117.4 Opmerkelijk is, dat in de provincies Groningen en Drenthe de stijging van de spaargelden belangrijk bij het gemiddelde ten achter is gebleven. Daarentegen ligt vooral in de provincies Noord-Holland, Zuid- Holland en Zeeland de stijging boven het gemiddelde. Hoewel dus de spaargelden belangrijk zijn toegenomen, blijken zich regionaal grote verschillen voor te doen. Ook in de ontwikkeling van de spaargelden bij de banken individueel komen grote afwijkingen voor. Zelfs waren bij 98 aangesloten banken de spaargelden afgenomen, een aantal, dat gunstiger is dan dat in 1954, toen dit bij 141 banken het geval was. Ontwikkeling spaarbeweging bij de spaarinstellingen. De ontwikkeling van de spaargelden bij de onder scheidene spaarinstellingen blijkt uit het volgende overzicht: (Cijfers in miljoenen guldens) Boerenleenbanken R.P.S. Bijz. Sp. Eindhoven Utrecht Totaal 607.0 956.1 349.0 668.8 2580.9 Terugbetalingen in 1955 450.1 742.5 263.5 561.9 2018.0 Inlagenoverschot 1955 156.9 213.6 85.5 106.9 562.9 Tegoed per 1 januari 1503.0 1602.7 676.9 1369.0 5151.6 Tegoed per 31 december 1955 1659.9 1816.3 762.4 1475.9 5714.5 Toename in van het tegoed per 1 januari 1955 10.4% 13.3 12.6 7.8 10.9 Zoals blijkt uit de kolom „totaal" overtroffen de in lagen bij bovenvermelde spaarinstellingen de terug betalingen met 562.9 miljoen. De na 1951 ingezette ontwikkeling heeft zich hiermede in 1955 in ver sterkte mate voortgezet, daar de inlagenoverschotten in de jaren 1952, 1953 en 1954 respectievelijk 170 miljoen, 290 miljoen en 390 miljoen bedroegen. De stijging van de spaargelden in procenten van het tegoed per 1 januari 1955 was bij de Bijzondere

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1955 | | pagina 6