16 Toevertrouwde Spaargelden. middelen. De gunstige ontwikkeling in het verloop der spaargelden zette zich ook m 1954 voort. In het eerste kwartaal van de verslagperiode bedroeg het verschil tussen inleggingen en terugbetalingen ruim 24 millioen ten gunste van de in leggingen, waarna in de maand April het terugbetalingsexcedent als gevolg van de seizoeninvloeden ruim 11 millioen bedroeg. Ook in de maand Mei namen de spaargelden nog met een gering bedrag af, doch de volgende maanden ver toonden een ononderbroken stijging, welke in de maand November, zoals ge- bruikelijk, weer het grootst was. De spaarbeweging in 1954 vertoonde hiermede weer het gewone beeld, n.1. een geringe stijging in het eerste halfjaar, gevolgd door een sterke toeneming in het tweede halfjaar. Het resultaat was, dat in de verslagperiode de spaar gelden met 83.2 millioen toenamen, waardoor deze per 31 December 1954 een stand bereikten van 1339.9 millioen. Na bijschrijving van de rente, welke gesteld kan worden op ongeveer 30 millioen, is het tegoed van alle inleggers toegenomen van 1256.7 millioen tot 1370 millioen. Evenals in 1953 bedraagt de stijging van de spaargelden, inclusief de bij te schrijven rente, dus ruim 110 millioen. Bij een voortzetting van deze ontwn<keling zou in 1955 het per 31 De cember 1945, dus na de geldsanering, ingelegde bedrag van 1419 millioen worden overschreden. Spaarbeweging bij de aangesloten boerenleenbanken. (Cijfers in duizenden guldens) 1954 1953 Inlagen Terugbet. Spaarverschil Pos. Neg. Inlagen Terugbet. Spaarverschil Pos. Nee. Jan. 56.670 43.730 12.940 57.760 40.250 17.510 Febr. 49.430 39.420 10.010 38.780 34.520 4.260 Mrt. 50.190 48.840 1.350 42.520 43.210 690 April 42.260 53.620 11.360 41.390 51.560 10.170 Mei 52.430 52.670 240 50.340 46.490 3.850 Juni 50.570 42.270 8.300 44.890 37.670 7.220 Juli 54.220 43.700 10.520 47.770 38.380 9.390 Aug. 46.500 38.460 8.040 43.060 33.670 9.390 Sept. 47.960 40.640 7.320 43.680 35.960 7.720 Oct. 55.770 46.490 9.280 49.350 42.410 6.940 Nov. 65.300 47.060 18.240 63.380 41.970 21.410 Dec. 64.230 55.400 8.830 60.610 49.890 10.720 635.530 552.300 94.830 11.600 583.530 495.980 98.410 10.860 Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, waren zowel de inleggingen als de terugbetalingen in 1954 ongeveer 50 millioen hoger dan het voorafgaande jaar, waaruit blijkt, dat met de toeneming van het tegoed het dienstenbetoon aan de spaarders gelijke tred houdt. De stijging der terugbetalingen heeft dan ook geen merkbare invloed uitgeoefend op de gemiddelde omloopsnelheid der spaargelden, welke slechts toenam van 0.419 tot 0.425. 17 Het verloop der spaargelden bij de aangesloten banken in iedere pro vincie is weergegeven in de onderstaande tabel Bij dc aangesloten banken gedeponeerde spaargelden per provincie. (Cijfers in millioenen guldens) 31-12-1952 31-12-1953 31-12-1954 Bedra£ djfa BedraR rfjfeT Bcdrag djfS Groningen 89.1 100 95.7 107.4 96.0 10(.7 Friesland 160.2 100 176.7 110.3 186.2 116.2 Drenthe 106.0 100 109.6 103.4 110.4 104.2 Overijssel 110.6 100 121.6 109.9 129.0 116.6 Gelderland 218.4 100 231.9 106.2 244.3 111.9 Utrecht 47.9 100 52.6 109.8 58.0 121.1 Noord-Holland 135.2 100 152.3 112.7 167.5 123.7 Zuid-Holland 175.8 100 199.3 113.4 219.1 124.6 Zeeland 84.9 100 101.3 119.3 112.1 132.0 Noord-Brabant 14.3 100 15.7 109.8 17.3 121.0 Exclusief rente. 1142.4 100 1256.7 110.0 1339.9 117.3 Uit deze tabel blijkt, dat zich regionaal belangrijke verschillen in de spaarbeweging voordoen. In de provincies Noord- en Zuid-Holland en Zeeland lag zowel in 1953 als in 1954 de stijging boven het gemiddelde. Voor de laatste twee provincies is deze stijging voor een belangrijk deel veroorzaakt door de storting op spaarrrekening van de uitkeringen voor de watersnoodscbade, zodat hierbij, naarmate het herstel vordert, met een teruggang rekening gehouden zal moeten worden. Ook in de provincie Utrecht zijn de spaargelden in 1954 krachtig gestegen, terwijl deze in de provincies Groningen en Drenthe nagenoeg op hetzelfde niveau zijn gebleven. De ontwikkeling van de spaarbeweging bij de andere spaarmstituten wordt weergegeven in onderstaand overzicht Verloop der spaargelden bij de onderscheidene spaarinstellingen in 1954. (Cijfers in milioenen guldens) Rijkspost- Bijzondere Boerenleenbanken spaarbank spaarbanken Eindhoven Utrecht Inlagen in 1954 476.2 815.6 291.8 635.5 Terugbetalingen in 1954 407.9 621.9 244.9 5 —3 Inlagen overschot 1954 68.3 193.7 46.9 83.2 Tegoed per 1 Jan. 1954 1401.9 1367.4 615.4 1256.7 Tegoed per 31 Dec. 1954 1470.2 1561.1 662 3 1339,9 Toename in van het tegoed per 1 Januari 1954 4.9 14.2 7.6 Volgens bovenstaande cijfers zijn de spaargelden bij de vermelde .spaar instellingen met ongeveer f 390 millioen toegenomen. Daar in de jaren 1952 en 1953 de stijging respectievelijk 170 millioen en 300 millioen bedroeg, valt dus een opmerkelijke vooruitgang te constateren. Naast het teruggekeerde vertrouwen in de gulden is deze ontwikkeling toe te schrijven aan een aantal factoren als de ruime werkgelegenheid, de stijging van het reële loon door belastingverlaging en loonronden, waarbij de stijging van kosten van levensonderhoud ten achter bleef. Ook de propaganda voor het sparen zal hierbij liaar invloed hebben doen gelden.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1954 | | pagina 9