■/fé.
ae
ev-ert.
vcz-ri
Y/ys?e-
Overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van artikel 54 onzer
statuten leggen wij hierbij aan U voor de rekening en verantwoording over 1954,
bestaande uit het jaarverslag met de verlies- en winstrekening over 1954 en de
balans per 31 December van dat jaar, met een toelichting op de daarin voor
komende cijfers.
Raad van Toezicht en
Bestuur.
De economische
toestand.
De heren Dr A. J. Verhage te Wassenaar en J. Banis te Almelo, volgens
rooster aan de beurt van aftreden, werden in de Algemene Vergadering van
26 Mei 1954 tot leden van Uw Raad herkozen.
De heer C. S. van Beuningen te Maarsbergen, eveneens volgens rooster
aan de beurt van aftreden, was in verband met de gestelde leeftijdsgrens,
niet meer herkiesbaar. Ook op deze plaats danken wij de heer Van Beuningen
voor hetgeen hij in verschillende functies gedurende een groot aantal jaren
in het belang van de Centrale Bank heeft gedaan. In zijn plaats werd door voor
melde Algemene Vergadering als lid van de Raad van Toezicht gekozen de heer
Ir B. D. van Schelven te Amersfoort.
Met groot leedwezen moeten wij in dit verslag melding maken van het
overlijden op 19 Juli 1954 van het lid van de Raad van Toezicht, de heer W. H.
Reinders te Stedum, door de Algemene Vergadering van 25 Mei 1950 als zodanig
benoemd. Wij hebben in hem een belangstellend en toegewijd lid van de Raad
van Toezicht verloren.
In dezelfde vergadering werd het lid van ons Bestuur, de heer Prof. Dr
W. Rip te Bennekom, volgens rooster aan de beurt van aftreden, herkozen.
In het afgelopen jaar is de economische toestand van ons land geken
merkt geweest door een grote algemene bedrijvigheid, een daling der werkloos
heid, een stijgende industriële productie, een stijging van het reële loon, een
verhoging van het verbruik, een grote omvang van de individuele besparingen
en een verdere toename van de omvang van de buitenlandse handel. Opvallend
is, dat, in tegenstelling met het daaraan voorafgaande jaar, in 1954 geen grote
toename van onze deviezenreserve heeft plaats gevonden. Verschillende oor
zaken hebben er toe geleid, dat de invoer in sterkere mate is toegenomen dan de
uitvoer, tengevolge waarvan het cijfer van het z.g. dekkingspercentage vermin
derde; daarnaast waren de aflossingen van buitenlandse schulden er mede de