Rapport Onderling Waarborgfonds. VAN DE FINANCIËLE COMMISSIE 1953. 28 De Financiële Commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de banken te Kruiningen, Bodegraven en t Zandt (Gr.), heeft in de loop van het verslagjaar tweemaal een bezoek aan de Centrale Bank gebracht terwijl zij tenslotte in de loop van dit jaar het balansonderzoek heeft verricht. Op 13 Juli 1953 werd onverwacht een bezoek aan de Centrale Bank gebracht. Het aanwezige kasgeld bleek in overeenstemming te zijn met de boekingen. Verschillende vragen van de leden der Commissie werden bevredigend beantwoordhet accountants rapport over de maand April werd behandeld en de naar aanleiding daarvan gevraagde inlichtingen werden ontvangen. Twee leden der Commissie brachten vervolgens op 23 November 1953 een be zoek aan de Centrale Bank. De Heer A. de Vos was door ziekte verhinderd daarbij aan wezig te zijn. Met leedwezen moest de Commissie enige tijd later kennis nemen van zijn overlijden. Tijdens het tweede bezoek der Commissie werd kennis genomen van de saldi- balans per 31 October 1953 en werden inlichtingen ontvangen over het aanwezige schat kistpapier een bespreking van de credieten aan landbouwcoöperaties vond eveneens plaats. Het laatste onderzoek, dat van de balans en van de verlies- en de winstrekening, is heden geschied. De verschillende cijfers per 31 December 1953 werden naar genoegen der commissieleden verklaard. De Commissie brengt dank voor de medewerking, welke zij bij haar werkzaam heden zowel van de zijde van de directie als van die der betrokken ambtenaren mocht ontvangen. Kruiningen, Bodegraven, 't Zandt (Gr.), J. Jensema J.Dzn. De Financiële Commissie 19 Maart 1954. T tr r t> i (w.g.) J. H. J. Poley. H. Los. 29 (Opgericht krachtens art. 54 (thans art. 9 sub 3) der statuten van de Centrale Bank). Deelgenoten van het Onderling Waarborgfonds zijn de Centrale Bank en de bij haar aangesloten locale banken. Het is verdeeld in drie afdelingenvoor elke afdeling wordt een afzonderlijke administratie gevoerd. De balansen en rekeningen volgen op blz. 30 en 31. Volgens de bepalingen van het Reglement op het Fonds zijn de Centrale Bank en de locale banken onderling en tegenover elkander verbonden tot tegemoetkoming in schade, die bedoelde verenigingen mochten lijden bij de Afdeling A. 1. door brand, diefstal, beroving, of oplichting in de zin van art. 326 Wetboek van Strafrecht; 2. tengevolge van fraululeuze handelingen van haar personeel, of van degenen, die krachtens het besluit van het Bestuur, goedgekeurd door de Raad van Toezicht, het kasbeheer waarnemen, een en ander voor zover betreft de geldswaarde en alles in de ruimste zin genomen (Schade, ten deze door de Centrale Bank geleden, wordt niet vergoed.) bij de Afdeling B. 1. door verliezen, veroorzaakt door bijzondere omstandigheden, voor zover zij hier door worden bedreigd in haar levensbestaan 2. door verliezen, die de Centrale Bank mocht lijden op haar vorderingen op bij haar aangesloten verenigingen, die wegens verliezen door bijzondere omstandig heden in haar levensbestaan worden bedreigd en bij de Afdeling C. door oninbaarheid van door die banken verstrekte voorschotten of credieten, waarvoor geen voldoende zekerheid kan worden gesteld, doch waarvan de verstrekking uit een oogpunt van algemeen of sociaal belang noodzakelijk werd geacht. (De hier be doelde voorschotten of credieten kunnen uitsluitend worden verstrekt aan leden der bij de Centrale Bank aangesloten verenigingen.)

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1953 | | pagina 15