RAPPORT
ONDERLING WAARBORGFONDS
VAN DE FINANCIËLE COMMISSIE 1952.
26
De Financiële Commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de banken te
Laren N.H., Kruiningen en Bodegraven, bracht tijdens het afgelopen boekjaar driemaal
een bezoek aan de Centrale Bank.
Op 29 Juli 1952 werd een onverwacht bezoek aan de Centrale Bank gebracht, waar
bij in de eerste plaats de kas werd gecontroleerdzij werd in overeenstemming met de
boekingen bevonden. Hierna vond een bespreking plaats aan de hand van het gestelde in
het accountantsrapport over de maand Mei 1952 uitgebracht en werden de rekeningen
der landbouwcoöperaties gecontroleerdinzage werd ontvangen van enkele crediet-akten.
Tijdens het tweede bezoek op 13 November 1952 werden enkele debiteuren
rekeningen gecontroleerd en vond wederom een bespreking plaats aan de hand van het
accountantsrapport (afgegeven over de maand Augustus 1952). Ook vond een onderzoek
plaats van de administratie der deviezen-afdeling en werden inlichtingen ontvangen ten
aanzien van de depóts, ondergebracht bij verschillende boerenleenbanken.
Het laatste onderzoek, dat van de balans en van de verlies- en winstrekening, is
heden geschied. Een verklaring werd door de Commissie ontvangen van de verschillende
cijfers per 31 December 1952.
De Commissie besluit haar rapport met het uitspreken van haar tevredenheid
over de wijze, waarop de door haar verlangde inlichtingen werden verstrekt.
Laren (N.H.),
Kruiningen, 30 Maart 1953.
Bodegraven,
De Financiële Commissie
(w.g.) A. B. Majoor.
J. H. J. Poley.
A. de Vos.
27
(Opgericht krachtens art. 54 (thans art. 9 sub 3) der statuten van de Centrale Bank).
Deelgenoten van het Onderling Waarborgfonds zijn de Centrale Bank en de bij
haar aangesloten locale banken. Het is verdeeld in drie afdelingenvoor elke afdeling
wordt een afzonderlijke administratie gevoerd. De balansen en rekeningen volgen op
blz. 28 en 29.
Volgens de bepalingen van het Reglement op het Fonds zijn de Centrale Bank
en de locale banken onderling en tegenover elkander verbonden tot tegemoetkoming in
schade, die bedoelde verenigingen mochten lijden
bij de Afdeling A.
1. door brand, diefstal, beroving, of oplichting in de zin van art. 326 Wetboek van
Strafrecht
2. tengevolge van frauduleuze handelingen van haar personeel, of van degenen, die
krachtens het besluit van het Bestuur, goedgekeurd door de Raad van Toezicht,
het kasbeheer waarnemen,
een en ander voor zover betreft de geldswaarde en alles in de ruimste zin genomen
(Schade, ten deze door de Centrale Bank geleden, wordt niet vergoed.)
bij de Afdeling B.
1. door verliezen, veroorzaakt door bijzondere omstandigheden, voor zover zij hier-
door worden bedreigd in haar levensbestaan
2. door verliezen, die de Centrale Bank mocht lijden op haar vorderingen op bij
haar aangesloten verenigingen, die wegens verliezen door bijzondere omstandig-
heden in haar levensbestaan worden bedreigd
en bij de Afdeling C.
door oninbaarheid van door die banken verstrekte voorschotten of credieten, waarvoor
geen voldoende zekerheid kan worden gesteld, doch waarvan de verstrekking uit
een oogpunt van algemeen of sociaal belang noodzakelijk werd geacht. (De hier be-
doelde voorschotten of credieten kunnen uitsluitend worden verstrekt aan leden der
bij de Centrale Bank aangesloten verenigingen.)