6
Totale uitvoer van 1946
Akkerbouwproducten 151.8
Tuinbouwproducten 137.1
Dierlijke producten 22.1
Totaal 311.0
(in
millioenen
guldens)
1947
1948
1949
1950
234.5
249.8
260.1
284.1
204.4
286.5
357.9
392.8
147.3
325.9
708.5
919.2
586.2
862.2
1326.5
1596.1
Het valt op, dat de uitvoer van dierlijke producten, die langzamer op
gang is gekomen dan de export van akkerbouw- en tuinbouwvoortbrengselen,
rans veruit de leiding heeft. De voornaamste posten van het agrarische uitvoer-
pakket waren m 1950 boter 257 millioen), kaas 162 millioen), eieren
r ,n mi, n)' V6rSe gr0e"ten en fruit (f 165 millioen) en bloembollen
112 millioen).
Het valt buiten het bestek van dit verslag uitvoerig in te gaan op de
vele problemen, waarvoor onze uitvoer van landbouwvoortbrengselen in 1950
is geste d geworden. Zeer in het kort kan worden gezegd, dat het nog steeds
met gelukt is de inkooppolitiek van de Engelse regering, die aan de Deense
en Nederlandse producenten geen behoorlijke prijzen schijnt te gunnen ten
goede te veranderen, dat Duitsland een belangrijk, maar door zijn wankele
economische positie, onberekenbaar afzetgebied is, dat de Benelux ons wel de
prioriteit op de Belgische markt heeft gebracht, maar dat het grote verschil
in kostprijzen nog steeds de rem is voor verdere uitbreiding van het verkeer
van agrarische producten. Tenslotte heeft de liberalisatie van het handelsverkeer
in Europa, de export naar Duitsland onder het oude handelsverdrag uitge
zonderd. nog geen grootscheepse opruiming van handelsbelemmeringen, die
vooral onze tuinbouw dringend nodig heeft, tot stand gebracht.
De liberalisatie is in 1950 met kracht nagestreefd en er is stellig ook
iets bereikt. Ook hier echter heeft de stijging van de prijzen op de grond
stoffe,,markt een spaak in het wiel gestoken. De fondsen, waarop de Europese
Betalings-Ume (en met haar de liberalisatie) drijft, zijn onvoldoende gebleken
Veel vroeger dan tijdens de oprichting van de E.B.U. kon worden verwacht,
zijn sommige landen voor de noodzaak gesteld goud of dollars aan de E.B.u!
af te staan. De geringe monetaire reserves dezer landen maken, dat zij
huiverig zijn voor een verder gaande verruiming van de invoer, indien de
fondsen van de Betalings-Unie niet door nieuwe dollar-injecties versterkt worden.
Wij zijn nog ver verwijderd van een vrij verkeer van agrarische pro
ducten m West-Europa. Het gaat ons weliswaar ook in de gebondenheid in
vele opzichten niet slecht, maar toch blijft een vrije toegang tot de Europese
markten een noodzakelijke voorwaarde voor de verdere ontplooiing van onze
land- en tuinbouw. Aan de exporterende landen is thans nog te zeer de rol
toebedeeld van te mogen bijspringen ais ergens in Europa de voorziening door
rijzondere oorzaken te wensen overlaat. Men zou wensen, dat in importerende
landen de agrarische producenten wilden inzien, klat de overschotten van de
exportlanden een noodzakelijk bestanddeel vormen in de voorziening der Euro
pese bevolking en dat daarom aan deze landen meer geboden moet worden
dan incidentele kansen. In bijna alle landen staan de georganiseerde produ
centen gereserveerd tegenover het streven naar liberalisatie van de handel in
voortbrengselen van land- en tuinbouw. Zij zijn beducht voor de verstoring
hunner markten door de exporterende landen, wanneer deze teveel vrijheid
7
krijgen. Als ze niet van deze vrees kunnen worden bevrijd, zullen wij nimmer
veel verder komen daarom zijn vooral de pogingen van betekenis, die de ver
ruiming van het handelsverkeer trachten te bewerkstelligen door internationale
samenwerking. Niet door ongebonden vrijheid, maar door samenwerking dienen
de voorwaarden te worden geschapen, die toelaten, dat discriminerende en
bovenmatige handelsbelemmeringen aan de kant worden gesteld. Het gaat er om,
dat de schadelijke methoden, volgens welke vaak wordt getracht verstoringen in
de nationale huishoudingen te voorkomen - schadelijk, omdat zij het goederen
verkeer of de productie, of beide, belemmeren worden vervangen door werk
wijzen, die de oude fouten niet aankleven, maar die toch een redelijke waar
borg tegen verstoringen inhouden en die tevens de strekking hebben de specia
lisatie binnen het Europese gebied te bevorderen, althans niet in de weg te
staan. Het is duidelijk, dat de beste waarborg voor de belangen der Europese
producenten uiteindelijk ligt in de algemene verhoging van het gebruik hunner
voortbrengselen. Als deze gedachte algemeen ingang vindt, hetgeen momenteel
geenszins het geval is, kan er nog veel bereikt worden.
Onze organisatie. De grote activiteit, die op het gebied van de productie en de afzet in
de agrarische sector wordt ontwikkeld, heeft ook in het afgelopen jaar haar
invloed op het bedrijf der landbouwcredietinstellingen doen gelden. De gelden,
die aan deze instellingen zijn toevertrouwd, worden door middel van crediet- en
voorschotverlening niet alleen dienstbaar gemaakt aan het eigenlijke productie
proces, doch ook aan de gemeenschappelijke aankoop van bedrijfsmiddelen en
aan de opslag, de verwerking en de afzet (binnen en buiten onze grenzen) van
agrarische voortbrengselen. De vele draden, die gesponnen moeten worden om
deze processen naar behoren te doen verlopen, komen, voor zover dat onze
boerenleenbanken betreft, grotendeels samen in de Centrale Bank, die ook
rechtstreeks door middel van haar relatie met centrale coöperatieve instellingen
omvangrijke bemoeiingen op dat terrein ontplooit.
Van de toename van het geldverkeer in onze organisatie geven enkele
cijfers, betrekking hebbende op het giro-verkeer der Centrale Bank, een beeld.
In 1950 werden ongeveer 1.150.000 bank- en giroslips verwerkt tot een totaal
bedrag van 1670 millioen, tegenover 870.000 slips en 1300 millioen in 1949.
Het giro-verkeer over onze rekeningen bij de Nederlandsche Bank beliep een
totaal-bedrag van 1250 millioen tegenover ca. 1500 millioen in 1949. Ook
de incasso van chèques, wissels en kwitanties op binnen- en buitenland nam
in omvang toe, terwijl de omzet over onze buitenlandse bankrekeningen en de
afgifte van reisdeviezen een stijging vertoonde. Door middel van het bijkantoor
te Groningen is de Centrale Bank in staat voor dit gebied een snellere afwerking
van het geldverkeer te bewerkstelligen.
Met betrekking tot de functie van de Centrale Bank als middelen
reservoir der boerenleenbanken, deed zich, als gevolg van de stijgende be
hoeften aan credieten en voorschotten, alsmede door een uitbreiding van de
beleggingen der boerenleenbanken, factoren, waarop in het gedeelte van dit
verslag, dat speciaal de boerenleenbanken behandelt, dieper wordt ingegaan,
een daling in de deposito's der locale banken voor van 761.6 millioen op
31 December 1949 tot 649.7 millioen op 31 December 1950. Het bedrag der
voorschotten, dat op 31 December 1949 nihil was, beliep op 31 December 1950
3.3 millioen.
Op onze instelling rust de verantwoordelijke taak de middelen, die haar