4
Het is anders gelopen. Het economische herstel, dat gedurende de af
gelopen vijf jaren de eerste plaats in onze gedachten en onze werkzaamheid
eett ingenomen, is uit deze positie verdrongen door de noodzaak van be
wapening. Wij hebben moeten aanvaarden, dat er alleen kans op behoud van
de vrede 111 de wereld is, indien te juister tijd en in de juiste verhouding geweld
tegenover geweld zal kunnen worden geplaatst. De politiek, die dit in wezen
zeer teleurstellende inzicht tot grondslag heeft, is in de tweede helft van 1950
de wereldeconomie gaan beheersen. Reeds aanstonds na het uitbreken van de
Koreaanse oorlog, terwijl van een verhoogde militaire inspanning nog nauwe
lijks sprake was, hebben de prijsstijgingen der belangrijke grondstoffen en de
neiging van het publiek om in versterkte mate geld in goederen 0111 te zetten
hun verstorende invloed op het economische herstel doen gevoelen. Voor ons
land, dat zijn bijdrage zal moeten leveren voor de defensie van de Westerse
wereld en dat moet trachten de verhoogde prijzen der grondstoffen, die goed
deels uit het buitenland moeten worden betrokken, weer terug te verdienen
met de export van industriële en agrarische producten, wordt de taak aan
zienlijk verzwaard. Wij zullen voor een aantal onzer voortbrengselen een ver
hoogde vraag ontmoeten, maar de voordelen daarvan zullen moeilijk kunnen
opwegen tegen de prijsverhoging der belangrijkste grondstoffen. Het geldelijke
gewin der oorlogsdreiging is voor de landen, die over de grondstoffen be
schikken en tot die groep kan Nederland niet worden gerekend.
Wij zijn in een zeer moeilijke positie geraakt. De ruilvoet met het
buitenland is door de stijging der grondstoffenprijzen aanzienlijk verslechterd.
De kosten van het levensonderhoud gaan omhoog, het tekort op onze betalings
balans is, over 1950 berekend, reeds een veelvoud van het tekort over 1949
fn de naaste toekomst zal nog de nieuwe last voor een groot bewapeningsplan
moeten worden gedragen. Er zal geen andere uitweg gevonden kunnen worden
dan die van een beperking van het verbruik en van de investeringen. Deze
moeilijke weg zullen wij moeten gaan, als wij niet op korte termijn de vruchten
van vijf jaren economische inspanning willen verliezen door het ontketenen
van een inflatie, die hoogst schadelijke spanningen en onbillijke inkomens
verschuivingen oproept, onder de gegeven omstandigheden onze export doet
verminderen en die door dit alles de grondslagen van onze welvaart ondermijnt.
De Nederlandse regering is er voorshands afkerig van het verbruik en
de investeringen aan banden te leggen door directe controlemaatregelen. De
herinneringen aan distributie, prijscontrole, toewijzingen, enz., zijn nog te
levendig, dan dat men zon hebben vergeten hoe bezwaarlijk zij in hun uit-
weiking zijn. Bovendien zouden zij een vergaande regeling van het goederen
verkeer met het buitenland noodzakelijk maken, hetgeen het einde van het
streven naar economische samenwerking zou betekenen. Dit vooruitzicht is voor
ons land, dat er een groot belang bij heeft, dat de banden, die het Europese
goederenverkeer in de knel houden, worden losgemaakt, al bijzonder onaan
trekkelijk. De beperking van de consumptie en van de investeringen zal der
halve voornamelijk door monetaire en fiscale middelen moeten worden bewerk
stelligd. Een grote moeilijkheid zal het zijn te voorkomen, dat een druk op de
investeringen niet mede tot gevolg heeft, dat nuttige productie wordt geschaad
en dat de stijging van de arbeidsproductiviteit wordt geremd.
Het streven om met een minimum aan controlemaatregelen aan de
goederenzijde te volstaan heeft de Regering tezamen met de Nederlandsche
Bank wellicht mede er toe gebracht, juist nu over te gaan tot het invoeren
5
van maatregelen ter beperking van de credietverlening. De directe aanleiding
tot het invoeren dezer regelingen was de versnelde toename der credietver
lening door de banken in 1950, waarvan men kon vermoeden, dat er ten dele
een speculatieve voorraadvorming aan ten grondslag heeft gelegen. De Overheid
en de Nederlandsche Bank staan op het standpunt, dat in een ongeremde crediet
verlening een gevaar voor het ontstaan van grote inflationnistische druk moet
worden gezien en dat evenals dit in de meeste andere landen het geval is, in
Nederland een effectieve controle op het credietbedrijf der banken moet kunnen
worden uitgeoefend. In afwachting van het tot stand komen van wettelijke
maatregelen, zijn noodmaatregelen ingevoerd in de vorm van voorschriften,
gegrond op de geldzuiveringsmaatregelen.
Men kan moeilijk ontkennen, dat voor het handhaven van het monetaire
evenwicht een doeltreffende controle op de credietverlening onder bepaalde
omstandigheden gewenst geacht moet worden. Dit neemt echter niet weg, dat
aan de onderwerpelijke noodmaatregelen niet geringe bezwaren voor het crediet
bedrijf der banken en daardoor voor het bedrijfsleven in het algemeen ver
bonden zijn. De nadelen, die contingenteringen, toewijzingen op grond van
peildata of tellingen en soortgelijke regelingen met een verstarrend element in
zich dragen, kleven ook deze noodmaatregelen aan, ondanks het te waarderen
streven van de Nederlandsche Bank om de bezwaren zoveel mogelijk te onder
vangen. Het is genoegzaam bekend uit de practijk der landbouwordeningsmaat-
regelen, die in hoge mate hetzelfde karakter hadden, dat men er na verloop van
tijd mede vast loopt. Het is van groot belang, dat de wettelijke maatregelen,
waarvan men mag hopen, dat zij de strekking hebben het toezicht op de crediet
verlening te regelen, door de toepassing van zoveel mogelijk normatief gestelde
voorschriften, niet lang meer op zich laten wachten.
Het jaar 1950 is afgesloten onder geheel andere omstandigheden dan
het werd begonnen. Van het optimisme over de economische ontwikkeling is
weinig overgebleven. Toch zijn er ook op dit moment nog tekenen, die erop
wijzen, dat er in de Nederlandse economie krachten aanwezig zijn, die een
sterke weerstand tegen ontreddering van onze welvaart vormen. Dit zijn de
voortgaande vermeerdering van onze industriële en agrarische productie en
export. Het indexcijfer der industriële productie over het jaar 1950 H938 100)
bedroeg ca. 140het is in de eerste maanden van 1951 nog stijgende. Over
de gang van zaken in de landbouw mogen hier nog enkele opmerkingen
worden gemaakt.
Land- en tuinbouw. De producten van akkerbouw en veehouderij konden binnen en
buiten de grenzen tegen redelijke prijzen geplaatst worden, met uitzon
dering van een aanzienlijke hoeveelheid boter, die tegen een te lage prijs
aan het Engelse ministerie van voedselvoorziening werd geleverd. In de tuin
bouw werden zeer goede oogsten verkregen, doch de afzet, speciaal van enige
belangrijke vollegrondsprodubten, liet te wensen over. Er werd vrij veel groente
doorgedraaid en het prijsverloop van een aantal voortbrengselen was teleur
stellend. Omtrent de resultaten van de fruitteelt kan pas een oordeel worden uit
gesproken als de voorraden, die in koelhuizen en bewaarplaatsen zijn opge
slagen, hun weg zullen hebben gevonden. Indien de exportmogelijkheden niet
worden afgesneden, zullen de uitkomsten van het fruitbedrijf bevredigend ge
noemd kunnen worden. Het beeld, dat de agrarische exportcijfers bieden, is
gunstig, zoals blijkt uit de navolgende gegevens van het Centraal Bureau voor
de Statistiek