8 Vele groenten- en fruitveilingen zagen zich voor de noodzakelijk heid gesteld haar gebouwen uit te breiden of te vernieuwen. De bouw van een aantal fruitkoelhuizen werd ondernomen of voor bereid. Ook voor de bewaring van pootaardappelen gaat men over tot het stichten van koelhuizen. De uitbreiding en vernieuwing der veilingsgebou wen en de bouw van koelhuizen vragen de investering van aanzienlijke bedragen. Een vrij groot aantal nieuwe coöperatieve verenigingen voor het gebruik van landbouwwerktuigen en voor de kunstmatige inseminatie werd opgericht. Deze verenigingen wendden zich vrijwel alle voor haar crediet- behoefte tot de boerenleenbanken. Zo zijn deze, tezamen met de Centrale Bank voor de grotere objecten en de Grondkapitaalbank voor de behoefte aan lang-lopende leningen, ook in het afgelopen jaar weer betrokken ge weest bij de ontwikkeling van het rijk geschakeerde coöperatieve vereni gingsleven in land- en tuinbouw, waarvan hier enkele onderdelen werden besproken. De bovengeschetste ontwikkeling weerspiegelt zich uiteraard in het bedrijf der Centrale Bank en in dat van de aangesloten banken, terwijl zij invloed heeft uitgeoefend op de balanscijfers. Bij de beoordeling van de teruggang van het tegoed der locale banken bij de Centrale Bank in 1948 met ongeveer 132 millioen dient men er rekening mede ie houden, dat deze teruggang het gevolg is van een daling van het bedrag der toevertrouwde gelden (spaargelden en credit- saldi in lopende-rekening) bij de aangesloten banken enerzijds en een stij ging van de uitzettingen (voorschotten, debetsaldi in lopende-rekening en beleggingen) van die banken anderzijds. In tegenstelling tot het jaar 1947, toen het bedrag der aan de locale banken toevertrouwde gelden met slechts circa 18 millioen verminderde, bedroeg in 1948 de bruto afname (derhalve zonder rekening te houden met nog bij te schrijven rente) ongeveer 98.4 millioen. De spaargelden ver minderden met 72 millioen, de creditsaldi in rekening-courant met 26.4 millioen. Eén der belangrijkste oorzaken van de afvloeiing der gelden is ge legen in de betaling van fiscale heffingen, die in de eerste helft van 1948 werden opgelegd, waardoor bovenal de geblokkeerde gelden een sterke aderlating ondergingen. Het belangrijke verschil tussen de cijfers van de bovenbedoelde teruggang in de jaren 1947 en 1948 is overigens veroorzaakt door de op 2 Januari 1948 in werking getreden Afwikkelingsbeschikking geldzuivering. In 1947 waren de deblokkeringsmogelijkheden slechts in geringe mate aan wezig. Van de in de genoemde beschikking geboden gelegenheid om ge blokkeerd tegoed naar optierekening te doen overboeken werd in 1948 een ruim gebruik gemaakt. De mogelijkheden, welke de optierekening bood, werden in vele gevallen toegepast aanzienlijke bedragen werden naar beleggingsrekening overgeboekt waarvan op 1 Juni 1948 een deel in de vrije sfeer terecht kwam. Vrij veelvuldig werd overgegaan tot de aankoop van investeringscertificaten. De mutaties, die bij de aangesloten banken in het jaar 1948 in de toevertrouwde gelden hebben plaats gehad, blijken uit het volgende overzicht 9 in millioenen guldens De geblokkeerde spaargelden namen af met 280.3 De geblokkeerde creditsaldi in lopende-rekening met 49.4 Totale afname van het geblokkeerde tegoed 329.7 De saldi op optierekening geboekt bedroegen per 31 Decem ber 1948 Spaarbank 25.2 Creditsaldi in lopende-rekening 4.0 29.2 Saldi op beleggingsrekening per 31 Dec. 1948 Spaarbank 101.8 Creditsaldi in lopende-rekening8.4 110.2 Toename der vrije gelden in 1948 Spaarbank 81.3 Creditsaldi in lopende-rekening10.6 91.9 231.3 De totale vermindering bedroeg derhalve 98.4 Welk laatste bedrag als volgt is samengesteld Spaargelden 72.O Creditsaldi in lopende-rekening26.4 Hierbij werd geen rekening gehouden met de bijgeschreven rente, welke naar schatting ongeveer 18 millioen zal bedragen. Terwijl de gedeponeerde gelden bij de aangesloten banken belang rijk terugliepen, namen de uitzettingen toe met een bedrag van circa 51 millioen. De voorschotten stegen met plm. f 25.8 millioen de debetsaldi in lopende-rekening met 18.8 millioen de beleggingen van de locale banken namen in totaal met ongeveer 6.4 millioen toe. De stijging van de credietbehoefte houdt nauw verband met de bovengeschetste ontwikkeling van de landbouw, terwijl ook de fiscale maat regelen grote invloed hadden. Het depot in 's Rijks Schatkist, per ultimo 1947 bedragende 535 millioen, stelde ons in staat aan de leden een rente te vergoeden van 2' over 80 der vrije spaargelden per 31 December 1947. Voor het restant der bij de Centrale Bank gedeponeerde gelden werd een rente gegeven van 1% De debetrente bleef het gehele jaar bepaald op 3' De locale banken, welke zich met de door de Minister van Finan ciën gestelde voorwaarden voor de storting op de zgn. liquiditeitsrekening niet konden verenigen, ontvingen evenals in 1947 voor haar jaardeposito's 2 o rente. Bij het genoemde depot in de Schatkist was sprake van een tijdelijke regeling en in de loop van het verslagjaar werd deze liquiditeits rekening dan ook opgeheven.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1948 | | pagina 5