6
en verbruiksartikelen op te voeren. De waarde van onze uitvoer was
810 millioen gulden hoger dan die van 1947 en beliep 2669 millioen gulden.
De invoer echter vermeerderde ook en wel met 669 millioen tot 4921 mil
lioen, zodat het tekort op de handelsbalans nog ruim 2 milliard gulden
bedroeg. De uitvoercijfers voor de landbouw hebben zich niet ongunstig
ontwikkeld. Opvallend is echter, dat, naar hoeveelheid gemeten, de uitvoer
van dierlijke producten nog verre ten achter is bij het vooroorlogse peil
er is evenwel, dank zij gunstige weersomstandigheden in 1948 een aan
merkelijke vooruitgang geboekt. Wanneer het zou gelukken de uitvoer van
zuivel- en melkproducten, vlees en eieren op het niveau van voor de oorlog
te brengen, zou de waarde van de landbouwexport een aanzienlijke stijging
ondergaan. Om dit op korte termijn te bereiken zouden echter grote hoe
veelheden buitenlands krachtvoeder moeten worden ingevoerd. Bij de
huidige prijsverhoudingen zou ons land bij deze omzetting een welkome
deviezenwinst boeken.
De grote moeilijkheid is echter, dat wij niet over voldoende devie
zen, dollars speciaal, beschikken om deze transacties te financieren. Er
moeten andere wegen worden gezocht. Hier zijn wij gekomen bij het punt,
waarom thans de landbouwpolitiek der Nederlandse regering draait de
verhoging van de binnenlandse productie van veevoeder. Als doel wordt
gesteld, een even grote veestapel als voor de oorlog, onderhouden met
aanzienlijk minder buitenlands krachtvoeder.
Het streven naar verhoging van de eigen productie van veevoeder,
waarop thans opnieuw de aandacht wordt gevestigd, bestond reeds voor
de oorlog, ioen het vooral werd gepropageerd om de kleine boeren in de
zandstreken gelegenheid te geven de gezinsarbeid productief te maken. In
zoverre is er dus niets nieuws onder de zon. Het is mogelijk, dat thans
onder de drang van de deviezennood grotere resultaten zullen worden
bereikt.
Van een bepaalde invloed op het bedrijf der boerenleenbanken, van
hetgeen men de nieuwe landbouwpolitiek noemt, kan nog niet gesproken
worden. Wèl mag worden aangenomen, dat een vergroting der veevoeder
productie (men denke aan de teelt van voederaardappelen) een grotere
kapitaalbehoefte zal veroorzaken. In een brochure van de rijkslandbouw-
voorlichtingsdienst wordt van 200 millioen gulden gesproken.
Bij het voornemen om de Nederlandse landbouw weer tot het be
langrijke exportbedrijf te maken, dat het voor de oorlog was, zal men ter
dege rekening moeien houden met de afzetmogelijkheden over de grenzen.
In 1948 hebben voor sommige producten moeilijkheden gedreigd, vooral
voor de uitvoer van groenten naar Duitsland. Te elfder ure konden de
bezwaren nog overwonnen worden. De vrees, dat het vrij sterk verhoogde
kwantum boter, dat voor export werd vrijgegeven, geen lonende afzet kon
vinden, werd gelukkig niet bewaarheid. Toch blijft men de toekomst van
de boterexport vrij somber inzien. De afzet van pootgoed en vooral die
van zaaizaad ondervond de weerslag op de na-oorlogse hausse. De export
ging met toenemende moeilijkheden gepaard. De uitvoer van pootaard-
appelen was echter nog zeer belangrijk.
Onze sierteelt werd van de onderscheidene takken van het agrari
sche exportbedrijf wel voor de grootste moeilijkheden gesteld de uitvoer
7
van bloembollen was niet ongunstig die van bloemen was in het algemeen
teleurstellend. De export van planten en heesters was geenszins onbelang
rijk, doch ondervindt nog in belangrijke mate de gevolgen van het weg
vallen van Duitsland als koper. Het is begrijpelijk, dat juist in deze sector
de slagen vallen, nu de meeste landen zich erop toeleggen de invoer van
niet noodzakelijke producten zoveel mogelijk te beperken.
Het internationale handelsverkeer heeft zich ook in het afgelopen
jaar niet kunnen bevrijden uit de straffe regeling der bilaterale verdragen.
De poging om door middel van de Marshall-hulp te komen tot een vrijer
inter-Europees betalingsverkeer heeft nog slechts beperkt resultaat opge
leverd. Voor onze laridbouwuitvoer is het wel zeer te hopen, dat in de
naaste toekomst de Europese landen tot een ruimere en vrijere goederen
uitwisseling geraken.
Overzien wij het resultaat van het agrarisch bedrijf in 1948, dan
mag de conclusie zijn, dat de uitkomsten tot een gematigde tevredenheid
stemmen, met uitzondering van die van enkele speciale soorten van bedrijf.
Tot de bescheiden verbetering onzer economische positie heeft de landbouw
in 1948 naar vermogen bijgedragen.
Op tal van punten zijn de boerenleenbanken, de Centrale Bank en
de met onze Organisatie zeer nauw verbonden Grondkapitaalbank bij de
ontwikkelingen in de landbouw betrokken. De credietverlening aan parti
culieren te plattelande onderging verdere uitbreiding, als gevolg van
behoefte aan middelen voor het bedrijf en voor betalingen aan de fiscus.
Er zijn tekenen, die erop wijzen, dat de vraag naar kapitaal en crediet
nog verder zal toenemen. Indien de actie tot uitbreiding van de veevoedei-
productie succes heeft, zal de behoefte aan meer kapitaal ongetwijfeld aan
de dag treden. De omstandigheid, dat een aanzienlijk deel van de over
vloedige aardappeloogst gedurende langere tijd moest worden bewaard,
deed reeds dit jaar de vraag naar de mogelijkheid van credietverlening
voor dit doel naar voren komen. Eveneens trok het de aandacht, dat de
varkenshouderij slecht op gang scheen te komen als gevolg van gebrek aan
bedrijfsmiddelen. Ook voor een uitbreiding van de glascultuur, die op vele
kleine tuinbouwbedrijven een meer rationele bedrijfsvoering mogelijk zou
maken, zal eventueel meer kapitaal nodig zijn.
Vele coöperatieve verenigingen van onderscheidene soort deden in
het afgelopen jaar een beroep op de coöperatieve landbouwcredietinstel-
lingen om haar te voorzien in een stijgende behoefte aan credieten en
leningen. De zuivelfabrieken hadden meer middelen nodig door de gestegen
melkaanvoer, de zuivelafzetorganisaties voor de financiering van de grotere
voorraden boter en kaas. Een aantal zuivelfabrieken ging over tot vernieu
wing en uitbreiding van gebouwen en installaties, groepen van coöpera
tieve bedrijven ondernamen tezamen de stichting van melkproducten-
bedrijven, teneinde een meer gevariëerde productie mogelijk te maken.
Tal van landbouw-aankoopverenigingen zagen haar omzet stijgen
vooral die, welke naast de aankoop van bedrijfsmiddelen óók de afzet van
de producten harer leden ter hand namen. Voor de aanschaffing van instal
laties als graandrogers en andere machinerieën waren vaak vrij grote
sommen nodig.