Ter voldoening aan het bepaalde in het tweede lid van artikel 54
der statuten van onze Vereniging doen wij U hierbij de rekening en ver
antwoording toekomen over het vijftigste boekjaar, zulks tevens onder over-
van de balans en de verlies- en winstrekening per 31 December 1948.
Met een enkel woord menen wij op deze plaats in herinnering te
mogen brengen, dat het op 12 Juni 1948 vijftig jaren geleden was, dat onze
Vereniging op initiatief van een zestal kleine plaatselijke boerenleenbanken
werd opgericht. Dit kleine bij onze Centrale Bank aangesloten aantal locale
banken groeide in de loop van een halve eeuw uit tot een organisatie, welke
731 leden-verenigingen telt en in haar bestaan overeenkomstig de statutaire
doelstelling er steeds op bedacht is geweest in financiëel opzicht de be
langen van de Nederlandse landbouwers te bevorderen en daarbij in het
bijzonder aandacht te besteden aan hun belang bij een goed landbouw-
credietwezen en bij een goed economisch landbouwverenigingswezen. Het
spreekt vanzelf, dat op dit jubileum met grote dankbaarheid wordt terug
gezien en dat wij met erkentelijkheid gewagen van de vele blijken van
medeleven en waardering, door ons ter gelegenheid daarvan ondervonden.
In overeenstemming met het bepaalde bij het tweede lid van arti
kel 29 der statuten waren in Uw Raad aan de beurt van aftreden de
Heren V. Ph. Valstar te Naaldwijk, Prof, Dr. G. Minderhoud te Wage-
ningen en C. S. Van Beuningen te Maarsbergen.
Wegens het bereiken van de daarvoor gestelde leeftijdsgrens meende
de Heer Valstar zich voor herverkiezing niet meer beschikbaar te kunnen
stellen. De vele arbeid, door hem in het belang van onze Organisatie ver
richt, heeft ons ten zeerste aan hem verplicht en de grote bescheidenheid,
die ziin optreden steeds heeft gesierd, zal voor ons een aangename her
innering zijn aan zijn lidmaatschap van Uw College.
In de vacature, ontstaan door het aftreden van de Heer Valstar,
werd in onze Algemene Vergadering van 25 Mei 1948 gekozen de Heer
Dr. A. J. Verhage, wnd. Voorzitter van de Raad van Toezicht van de Coöpe
ratieve Raiffeisenbank ,,Hillegom", wonende te Voorburg.
De vacature, ontstaan door de benoeming van de Heer Prof. Dr.
G. Minderhoud tot lid van ons Bestuur, werd vervuld door de benoeming
van de Heer J. Banis, Voorzitter van het Bestuur der Coöperatieve Boeren
leenbank .Almelo" te Almelo.
De Heer C. S. van Beuningen te Maarsbergen werd als lid van Uw
Raad door de eerder genoemde Algemene Vergadering herkozen.
5
In dezelfde Algemene Vergadering werd de Heer Mr. W. Rip, secre
taris van de Christelijke Boeren- en Tuindersbond, wonende te Voorburg,
gekozen ter vervulling van de vacature in ons Bestuur, ontstaan door het
bedanken van de Heer Mr. A. van der Deure te Bennekom.
De Heer Prof. Dr. G. Minderhoud, tot dat tijdstip Voorzitter van
Uw Raad, werd gekozen tot lid van ons Bestuur, ter voorziening van de
vacature, ontstaan door het bedanken van de Heer J. L. Nysingh te de
Wijk bij Meppel.
In verband met het bereiken van de daarvoor bepaalde leeftijds
grens achtte ook de Heer Nysingh het tijdstip gekomen, zich voor her
benoeming niet meer beschikbaar te stellen. Het bestuurslidmaatschap van
de Heer Nysingh heeft voor onze Organisatie grote betekenis gehad. Op
vele vooraanstaande posten heeft hij de vaderlandse landbouw met grote
bekwaamheid gediend en zijn ervaringen, gepaard aan rust, weloverwogen
heid en vaderlijk gezag waren voor ons van groot nut.
Tengevolge van de benoeming van de Heer Ir. J. S. Keijser te 's-Gra-
venhage tot directeur onzer Instelling, ontstond in ons College op 1 Juli j.1.
een vacature aan de Algemene Vergadering van 19 Mei a.s. zullen voor
stellen gedaan worden voor de vervulling van die vacature.
In ons land werd ook in het jaar 1948 de economische toestand
beheerst door de veranderingen, die na de tweede wereldoorlog aan de
dag zijn getreden. In het herstel van onze zwaar getroffen welvaart nemen
de pogingen, die moeten leiden tot een vermindering van het grote tekort
op onze betalingsbalans een centrale plaats in. Het is duidelijk, dat Neder
land, evenmin als de meeste andere Europese landen, in staat is op eigen
kracht het evenwicht te herstellen. Van allesoverheersend belang is de
steun, die de Verenigde Staten van Noord-Amerika, in de vorm van het
Europese herstelprogramma, aan de wederopbouw van onze welvaart geven.
Deze steun, algemeen bekend als de Marshall-hulp, nam in de tegenwoor
dige vorm een aanvang op 1 April 1948 en voorkwam reeds aanstonds een
drastische daling van het verzorgingsniveau, welke zonder het Marshall
plan, door het acute gebrek aan dollars, onvermijdelijk zou zijn geweest.
Zonder twijfel is het op gang komen van de Amerikaanse hulp de
belangrijkste gebeurtenis op economisch gebied in 1948. Of het programma,
zoals wij dit nu kennen en dat inhoudt, dat in het midden van 1952, als
de hulp der V.S. een einde neemt, de Europese landen hun betalings
balansen verder op eigen kracht in evenwicht dienen te houden, kan worden
uitgevoerd, is een open vraag. Voorshands heerst daaromtrent grote on
zekerheid.
Goede verwachtingen mogen ook gekoesterd worden van de tot
standkoming der economische unie BelgiëNederlandLuxemburg. Welis
waar zijn er nog talrijke moeilijkheden, doch men mag aannemen dat
deze gezien het ernstig streven overwonnen zullen worden.
Geconstateerd mag worden, dat in 1948 een stap gezet is op de
weg naar het herstel. De grotere industriële en agrarische productie maak
ten het mogelijk zowel de binnenlandse consumptie als de uitvoer te ver
groten, echter niet zonder tevens het peil van de invoer van grondstoffen