In overeenstemming met het bepaalde in het tweede lid van artikel 54 der statuten van onze Vereniging doen wij U hierbij, onder overlegging van de balans en de verlies- en winstrekening per 31 Decem ber 1947, de rekening en verantwoording toekomen over het negen en veertigste boekjaar. Wanneer wij onze gedachten over het jaar 1947 laten gaan, dan moeten wij constateren, dat deze verslagperiode voor de landbouw niet gemakkelijk is geweest de ongekende droogte was in vele streken van ons land oorzaak, dat de oogst beneden normaal bleef. Het ontbreken van de opbrengst van een intensieve varkens- en pluimveehouderij belet aan de kleine bedrijven op de lichte gronden een winstgevende exploitatie als gevolg van de schaarste aan de daarvoor vereiste voedingsmiddelen. De tuinderij behield wegens het gemis van afzetgebied in het achterland haar problemen, ook al mag niet ontkend worden, dat gezien de omstandig heden, de uitvoercijfers niet tegenvallen. Door de toestand in Duitschland blijft de positie van de tuinderij uiterst zorgelijk. De getroffen gebieden zijn nog steeds de dupe van de heersende materiaalschaarste het herstel van de cultuurgronden en de weder opbouw der bedrijven ondervonden van de hiervoren gememoreerde climatologische invloeden veel nadeel. Door de regeling Bijzondere Be- drijscredieten wordt de mogelijkheid geopend de door de oorlog en de bezetting gedupeerde landbouwers lijdelijk van bedrijfscrediet te voorzien in afwachting van de uitkering der schadepenningen. Raad van Toezicht. De Heren M. P. v. d. Weijden te Zevenhoven (Z.-H.), H. A. Wind te Sneek en D. W. Lindenbergh te 's-Heer Arendskerke, volgens het be paalde bij het tweede lid van artikel 29 der statuten aan de beurt van aftreden, werden in de Algemene Vergadering van 10 Juni 1947 als lid van Uw Raad herkozen. Vooi aftreding komen thans volgens rooster in aanmerking de Heren V. Ph. Valstar te Naaldwijk, Prof. Dr. G. Minderhoud te Wagenin- gen en C. S. van Bepningen te Maarsbergen de Heer Valstar steil zich tot ons leedwezen in verband met de in onze Organisatie bestaande regeling wegens het bereiken van de daarbij bepaalde leeftijdsgrens voor her benoeming niet meer herkiesbaar. De Heren Minderhoud en van Beuningen zijn terstond herkiesbaar. Bes,uur- In dezelfde Algemene Vergadering werd de Heer Mr. A van der Deure te Bennekom, krachtens het bepaalde bij het tweede lid van artikel 22 der statuten aan de beurt van aftreden, herkozen als lid van het Bestuur. 5 De Heer Van der Deure heeft in de loop van het verslagjaar ontslag gevraagd en verkregen, zodat in de daardoor ontstane vacature in het Bestuur in de eerstvolgende Algemene Vergadering zal moeten worden voorzien. Volgens rooster is thans aan de beurt van aftreden de Heer J. L'. Nysingh te de Wijk (bij Meppel), die zich tot ons leedwezen in verband met de hiervoren reeds vermelde regeling wegens het bereiken van de daarbij bepaalde leeftijdsgrens evenmin meer voor herbenoeming beschik baar stelt; in deze vacature zal derhalve ter eerstvolgende Algemene Ver gadering door de verkiezing van een nieuw lid van ons College moeten worden voorzien. Hct bed",f' De wijziging in de administratie, welke in verband met de groei der werkzaamheden en mede als gevolg van de geldzuiveringsmaatregelen na de bevrijding van ons land noodzakelijk was geworden en in het voor afgaande boekjaar meer en meer werd doorgevoerd, verkreeg in de loop van het verslagjaar haar beslag en voerde tot een regelmatige afdoening er werkzaamheden. Zij maakte het ook mogelijk op elk gewenst tijdstip een overzicht van de stand van zaken te produceren. De wil om te komen tot een geleidelijk herstel van het bedrijfs leven, bh,kt ondermeer uit de teruggang, welke geconstateerd moet wor den ten aanzien van de door de locale banken bij de Centrale Bank geplaatste deposito's. Het saldo tegoed der aangesloten banken met inbe grip van de deposito's voor één jaar vast, liep gecfurende het verslagjaar ,1J020'391'478'73 tot 898.588.798,09 terug. Deze afvloeiing van creditgelden houdt ten nauwste verband met de mutaties, welke in het ,aar 1947 bi, de aangesloten banken plaats vonden in de cijfers der spaar gelden en deposito's enerzijds, in voorschotten, debiteuren in rekenims- courant en beleggingen anderzijds. Van 1 Januari tot 31 December 1947 liepen de spaargelden en creditsaldi in rekening-courant van 1.286 mil- met 8 miHioen terug tot een totaalbedrag van f 1.278 millioen, terwijl de bedrijfscredieten (voorschotten en debiteuren in rekening courant) toenamen met een bedrag van 49 millioen en daardoor van 152 millioen stegen tot 201 millioen. Dit geleidelijk herstel van het bedrijfsleven blijkt ook uit de ver hoogde credietbehoefte van de grote landbouworganisaties bij de Centrale Bank immers werd per 31 December 1946 door de verschillende land bouworganisaties van haar crediet gebruik gemaakt tot een bedrag van 18.966.932,53, aan het einde van het verslagjaar was dit bedrag opgelopen tot 23.485.375,99. De voortschrijdende prijsstijging van zaaizaad, poot- goed, landbouwwerktuigen, enz., de verhoging van lonen, sociale lasten, opzet van zuivelproducten, enz. inbegrepen, zijn van deze grotere crediet behoefte mede de oorzaak. De afvloeiing der middelen en de toeneming van de credietbehoefte zijn naar onze mening evenwel niet alleen toe te schrijven aan de grotere investering van kapitaal in het bedrijfsleven. Naast de bedragen, welke voor belastingdoeleinden werden opgenomen, menen wij als een voorname factor daarvoor ook te mogen aanwijzen de vermindering van de spaarzin

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1947 | | pagina 3