Overeenkomstig het bepaalde in art. 56 der Statuten hebben wij de eer
U hierbij de Rekening en Verantwoording aan te bieden alsmede het Verslag
betreffende onze vereeniging over het boekjaar, loopende van 1 januari 1923
tot 31 December 1923.
Wij meenen niet onopgemerkt te mogen laten, dat wrj, zulks doende,
over het vijf en twintigste boekjaar van de Centrale Bank verslag uitbrengen
Het is ons aangenaam U te kunnen mededeelen, dat de resultaten ook
in dit boekjaar behaald, zooals U nader zal blijken, gunstig zijn.
Tot tevredenheid stemt het, dat onze bankinstelling sedert hare oprichting
op 12 Juni 1898, welk feit in de algemeene ledenvergadering op denzelfden
datum in het afgeloopen jaar feestelijk werd herdacht, bij voortduring in
omvang en bloei is toegenomen, en in steeds meerdere mate blijkt te
kunnen voldoen aan de haar gestelde eischen betreffende de financiering
van den Nederlandschen Landbouw.
Het bewijst wel hoe zij. die tot hare oprichting medewerkten een goed
en nuttig werk verrichtten.
Wel had in de eerste jaren van haar bestaan onze vereeniging, zooals
iedere jonge instelling, met moeilijkheden te kampen en bezat zij slechts
een zeer beperkt aantal leden in enkele provincies, ja zelfs waren de behaalde
resultaten zoo gering, dat dikwijls aan haar levensvatbaarheid werd getwijfeld,
doch men slaagde er in de moeilijkheden te overwinnen.
Het verlrouwen in onze instelling werd grooter, de resultaten werden
beter, tot onze organisatie traden steeds meerdere locale banken toe, waarvan
het ledental zich voortdurend uitbreidde, zoodat de Centrale Bank immer
meer den Nederlandschen Landbouw van nut kon zijn.
De cijfers in de bijlagen van dit verslag opgenomen bewijzen het
bovengestelde op duidelijke en overtuigende wijze.
Moge ook in de toekomst onze vereeniging zich op dezelfde wijze
blijven ontwikkelen.