RAPPORT inzake de Controle Rapport der finantiëele Commissie 1919. 16 over de boekhouding 1919 van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te UTRECHT. De boekhouding van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht werd door ons geregeld maandelijks gecontroleerd. Over elke maand en over de balans per 31 December 1919 afzonderlijk, werd door ons een rapport aan het Bestuur uitgebracht. Bij de contröle werden alle posten, in de boeken voorkomende, met de origineele bescheiden vergeleken en daarmede accoord bevonden. Nagegaan en bevonden werd, dat de rente der beleggingen regelmatig werd verantwoord. Het effecten-bezit en de fondsen, welke als onderpanden aanwezig moesten zijn, werden door ons opgenomen en aanwezig bevonden. Aan die instellingen of personen, welke zelve geen opgave van de fondsen die gedeponeerd waren, inzenden, werd door ons een opgave gezonden van de stukken, welke volgens de boeken van de Bank per 1 April 1920 aanwezig moesten zijn en op dien datum door ons ook aanwezig waren bevonden. Maandelijks werd door ons onderzocht of de maxima der toegestane credieten niet was overschreden. Van enkele onbelangrijke overschrijdingen werd door ons kennis gegeven en bij een volgende contröle waren de betreffende posten steeds beneden de maxima gebracht. De kas werd door ons op ongeregelde tijdstippen opgenomen en steeds accoord bevonden. Op grond van ons onderzoek zijn wij van meening, dat de balans per 31 Dec. 1919 met de bijbehoorende winstrekening, aangevende een winstsaldo van f65.183.85 een juist beeld geeft van respectievelijk den juisten toestand op dien datum en de resultaten in 1919 behaald. Rotterdam, 20 April 1920. Accountants-Kantoor van W. KREUKNIET. 17 Ondergeteekenden, afgevaardigden van de Coöperatieve Boerenleenbanken te Boschkappelle, Koewacht en Amstelveen, en vormende de Finantiëele Commissie, benoemd in de Algemeene Vergadering van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank, gehouden te Utrecht den 28 Juni 1919, rapporteeren U door dezen: le. dat zij aan de verstrekte opdracht hebben voldaan door, zonder vooraf gaande kennisgeving op 5 Augustus en 30 September 1919 en op uitnoodiging der Centrale Bank op 9 April 1920, zich op haar kantoor te vervoegen 2e. dat zij op 5 Augustus na een globaal overzicht van het bedrijf gedurende het eerste halfjaar van 1919 te hebben genomen over dit halfjaar-met de boeken hebben vergeleken a. de leeningen op langen termijn, b. de uitgelote deposito-obligatiën, c. de beleeningen bij verschillende Bankinstellingen 3e. dat zij op 30 September gecontröleerd hebben a. de deposito's voor een jaar vast, b. den staat van voorschotten en deposito's per 31 Augustus daaraan voorafgaand, c. de processen-verbaal der wekelijksche kasopname 4e. dat zij op 9 April hebben nagezien en met de boeken en bescheiden ver geleken de navolgende posten der balansmeubilair, onverschenen rente, hypotheken, voorschotten en deposito's. Gaarne verklaren zij, dat alles in orde werd bevonden. Het is hun een waar genoegen, hun groote voldoening uit te drukken over de wijze, waarop de heeren ambtenaren der Centrale hun alle verlangde inlichtingen verstrekten en hen bij het werk ter zijde stonden. De Finantiëele Commissie G. J. DE GIER. A. GEERARDS. W. FERM1E Wz.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1919 | | pagina 9