•TP m 1 -1 Voor zooverre deze gelden niet dienden om voorschotten te geven aan aan gesloten banken, werden zij uitgezet op prolongatie of a deposito tegen effecten onderpand, terwijl tevens een gedeelte belegd bleef in effecten. Zie Bijlage 111. De waarde der onderpanden voor de belegde gelden overtrof steeds het uitgezette bedrag met meer dan het verplichte surplus ad 10 De onderpanden worden bewaard in de Safe-inrichtingen der firma Jan Blijdesteijn en Zoon, de Bank van Huydecoper Van Dielen, beide alhier en in die der Associatie-Cassa te Amsterdam, terwijl de fondsen behoorende tot het reservefonds, de effecten, (eigendom der Centrale Bank) en de zakelijke borgtocht van den administrateur zijn gedeponeerd in de brandkast der Centrale Bank, welke brandkast tot meerdere zekerheid is geplaatst in bovengenoemde Safe-inrichting der firma Blijdesteijn. Het door ons bepaalde maximum van het aan eene aangesloten Ver- eeniging te verstrekken crediet ad f 40,000 werd voor enkele banken tijdelijk verhoogd tot een maximum van f 60,000 gedurende een vooraf bepaald aantal maanden van het jaar en voor eene bank tot f 68000.—. In tegenstelling met voorgaande jaren beschikte de Centrale Bank, na voldaan te hebben aan alle opvragingen, die in de maanden April en Mei steeds aanzienlijk zijn, over een groot bedrag aan deposito's, zoodat geen promessen-behoefden te worden verdisconteerd. De rente in rekening-courant bedroeg gedurende dit boekjaar o. 3V4 °/o 'sjaars, door de Centrale-Bank te vergoeden voor alle stor tingen van en te berekenen voor alle betalingen aan de locale Banken, zoolang deze van de Centrale Bank te vorderen hadden b. 4V4°/o 's jaars, door de Centrale Bank te berekenen vooralle betalingen aan en te vergoeden voor alle stortingen door locale Banken, zoolang deze bij de Centrale Bank in voorschot waren. Provisie, porti en assurantiekosten, werden niet in rekening gebracht. In de algemeene vergadering d. d. 24 April 1909 waren, overeenkomstig art. 17 onzer statuten, aan de beurt van aftreding de Heeren Jhr. Mr. L. von Fisenne, te 's Gravenhage. F. P. E. van Ditzhuijzen, te Baarn. die beide herkozen werden. Ter voldoening aan art. 2 zijner instructie koos de Raad van Toezicht: tot Voorzitter: den Heer J. B. Westerdijk te Uithuizermeeden-, tot Secretaris: den Heer F. P- E. van Ditzhuijzen te Baarn-, en werden tot plaatsvervangers herkozen respectievelijk de Heeren: F. H. van Wichen te Alkemade en Jhr. Mr. L. von Fisenne te 's Gravenhage. Aan de beurt van aftreden zijn de Heeren: J. B. Westerdijk, K. J. A. G. Baron Collot d'Escury. A. van Leeuwen. 7 In diezelfde vergadering moest overeenkomstig art. 10 der Statuten, als Bestuurslid aftreden de Heer Mr. M. W. L. S. Bilderdijk, die herkozen werd. Ter voldoening van art. 1 zijner instructie koos het Bestuur: tot Voorzitter: den Heer Jhr. W. E. Bosch van Oud-Amelisweerd tot Secretaris: den Heer M. W. L. S. Bilderdijk; en tot plaatsvervanger den Heer: F. A. R. A. Baron van Ittersum- Tot plaatsvervangende bestuursleden werden herkozen de Heeren F. H. van Wichen, F. P. E. van Ditzhuijzen, aftredende leden. Aan de beurt van aftreding is de Heer F. A. R. A. Baron van Ittersum. Aangezien het gebouw der Vereeniging zich in goeden staat van onder houd bevindt en niet voor een bedrag beneden de werkelijke waarde op de balans voorkomt, zullen wij niet voorstellen voorloopig verder op den post Gebouwen af te schrijven. Aan meubilair werd aangeschaft tot een bedrag van f 501.55. Op het meubilair, thans staande op ƒ2301.55 zullen wij voorstellen af te schrijven een bedrag van 301.55 waardoor deze post komt te staan op ƒ2000. In de Algemeene Vergadering gehouden te Utrecht den 24 April 1909 werd de bezoldiging van het Bestuur verhoogd met ƒ600.— en zoodoende gebracht op 1200.met ingang van 1 Mei 1909. Zooals bereids in ons verslag over 1908 werd medegedeeld, bleek ons aan het einde van dat jaar de benoeming van een vijfden inspecteur, (speciaal voor de provincie Friesland) noodzakelijk. Als zoodanig werd in het begin van 1909 door ons aangesteld de Heer G. W- de Jong te Leeuwarden. In plaats van den Heer A. Hendriks te Didam die in den aan vang van 1909 eervol ontslag vroeg en verkreeg, werd door ons benoemd de Heer Joh. G. Merkx te Elden bij Arnhem. De Inspecties der aange sloten banken hadden regelmatig plaats. De gewijzigde rapporten met daarbij behoorende bijlagen gaven ons een juist beeld van het beheer en admi nistratie der aangesloten banken. Van iedere inspectie werd tevens aan den Voorzitter van den Raad van Toezicht der gecontroleerde bank een berede neerd verslag verzonden. Over het algemeen mocht worden geconstateerd, dat aan de door de Inspecteurs gemaakte opmerkingen gevolg werd gegeven. De Hoofdinspecteur inspecteerde in den loop van het jaar een groot aantal banken en bezocht bovendien, voor zoover de beschikbare tijd dat toeliet, verschillende banken geheel onverwacht, teneinde zich van de aan wezigheid der kasgelden te overtuigen en na te gaan, of het Dagboek (tevens kasboek) geregeld werd bijgehouden en onmiddellijk na ontvangst of uitgaven van gelden bijgeschreven. 'TV-V, SS I Uitgeleende Gelden Interest. Raad van Toezicht. Bestuur. Eigen Gebouw. Meubilair. Bezoldiging van het Bestuur. Inspectie.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1909 | | pagina 4