garant voor nieuwe leningen tot een bedrag van
f108 (115) miljoen, waarvan f57 (59) miljoen ten behoeve
van cliënten van onze organisatie. De toeneming van het
aantal financieringen onder garantie van het fonds
maakte een vereenvoudiging en tevens een verfijning van
de regelingen wenselijk. Na uitvoerige besprekingen is
inmiddels een nieuwe garantie-overeenkomst in werking
getreden, waarin de positie van het fonds en van de bank
ten opzichte van elkaar en ten opzichte van derden opnieuw
zijn geregeld.
De verstrekking van leningen door onze organisatie aan niet-
agrarische bedrijven beliep in het verslagjaar f 232 (253)
miljoen. De daling ten opzichte van 1970 werd geheel ver
oorzaakt door de vermindering van de verstrekkingen van de
Centrale Bank aan ondernemingen en instellingen die niet
tot het midden- en kleinbedrijf gerekend kunnen worden.
De verstrekkingen aan ondernemingen die wel tot die
categorie behoren komen geheel voor rekening van onze
plaatselijke banken. Zij bedroegen in het verslagjaar
absoluut gezien ongeveer even veel als in 1970.
De vermindering van de vraag naar leningen als gevolg van
de conjunctuur werd gecompenseerd door de aanhoudend
groeiende cliëntenkring in deze sector. Nu de door de
overheid ingestelde Commissie Financieringsaangelegen
heden Midden- en Kleinbedrijf een advies voorbereidt
betreffende de mogelijkheid tot het inschakelen van andere
banken naast de Nederlandse Middenstandsbank bij de
toepassing van het gehele pakket van door de overheid
gegarandeerde vormen van middenstandskrediet ver
wachten wij, dat in de behoeften van onze cliënten
in dat opzicht in de nabije toekomst volledig kan worden
voorzien.
In totaliteit werd bij onze organisatie in het verslagjaar
door bedrijven f 761 (735) miljoen aan nieuwe leningen
opgenomen. Dat is 50 (50) procent van het totaal.
Daarvan was f451 (441) miljoen of 29 (30) procent be
stemd voor bedrijfsdoeleinden en het overige voor
woningfinanciering en diverse doeleinden of combinaties
van de genoemde doeleinden. Daarbij komt dan nog f23
(31) miljoen voor bedrijfsfinanciering van overige groepen.
De in het kader van de kredietbeperking in het lange
kredietbedrijf met ingang van het verslagjaar genomen
maatregelen hadden vooral betrekking op woningbouw
leningen.
Met name in deze sector werden de voorwaarden door de
Grafiek 2 Verdeling van de
verstrekte leningen in 1961 en 1971
bedragen in miljoenen guldens
agrarische sector
niet-agrarische bedrijven
particulieren
18
verhoging van het aflossingspercentage en het in prin
cipe niet meer verstrekken van leningen op annuïteiten
basis, niet onaanzienlijk verzwaard. Dank zij de zeer
sterke middelengroei konden de genoemde maatregelen
in september weer worden ingetrokken. Ondanks de
genoemde beperkingen lag de verstrekking van
nieuwe leningen aan overige groepen in het verslagjaar,
absoluut gezien, nog op een hoger niveau dan in de
voorgaande jaren. Het door deze groepen, voornamelijk
werknemers, opgenomen bedrag beliep f 771 (741) miljoen
of 50 (50) procent van het totaal. Verreweg het grootste
deel daarvan, namelijk f578 (552) miljoen of 38 (37)
procent van het totaal was bedoeld voor de financiering
van een eigen woning. Tellen wij daarbij het aan zelf
standigen voor dit doel verstrekte bedrag, dan komen we
op een aandeel van de woningfinanciering in de totale
verstrekkingen van 43 (43) procent.
Mede als gevolg van de bij de aanvang van het verslagjaar
genomen maatregelen is de groei in de nieuw verstrekte
persoonlijke leningen afgenomen. Er werden ongeveer
evenveel persoonlijke leningen verstrekt als in 1970.
In november werd het maximumbedrag per lening van
f 5 000 op f 10 000 gebracht.
De aflossingen op de uitstaande leningen vertoonden een
normale toeneming. In het verslagjaar beliepen deze
f837 (705) miljoen. Het uitstaande bedrag aan leningen
nam per saldo met f 695 (771) miljoen toe tot f 5 612
(4 917) miljoen.
Kredieten in rekening-courant
Na een uitzonderlijk sterke toeneming in januari bewogen
de bij de boerenleenbanken uitstaande kredieten in
rekening-courant zich in de maanden nadien op een vrij
laag niveau. De uiteindelijke toeneming met f 48 (94)
miljoen was dan ook aanzienlijk lager dan die van 1970.
In dat jaar was echter, vooral als gevolg van belasting
betaling, sprake van een ongewoon sterke groei.
Bij de Centrale Bank heeft de kredietverlening in
rekening-courant vrijwel geheel betrekking op de
landbouwcoöperaties.
Eerder in dit verslag is reeds gewezen op de sterk
wisselende financieringsschema's van deze bedrijven.
Na een zeer sterke stijging van f 148 miljoen in 1970
daalde de kredietverlening in rekening-courant bij de
Centrale Bank in het verslagjaar met f24 miljoen. Deze
daling werd mede veroorzaakt door de hiervoor reeds
genoemde consolidatie van korte kredieten. Tezamen met
de genoemde stijging bij de aangesloten banken bete
kende deze ontwikkeling voor de organisatie als geheel
een stijging van de kredietverlening in rekening-courant
met f 23 (242) miljoen tot f 789 (766) miljoen.
Totale kredietverlening
De geschetste ontwikkeling betekende uiteindelijk een
toeneming van de verstrekking door onze organisatie van
vaste leningen en kredieten in rekening-courant tezamen
met f718 (1013) miljoen tot f 6401 (5683) miljoen. In pro
centen van de beginstand is dat een groei van 12,6
(21,7) procent. Naar onderdelen van onze organisatie
kan het kredietbestand per 31 december 1971 als volgt
worden verdeeld: f 4894 (4293) miljoen bij de aangesloten
banken, f520 (463) miljoen bij de Boeren-Hypotheekbank
en f987 (927) miljoen bij de Centrale Bank.
Naar verwachting zal ook in 1972 de conjunctuur de krediet-
vraag van bedrijven nog beperken, hoewel mogelijk
gunstige prijsontwikkelingen in bepaalde veredelings-
sectoren de vraag naar leningen bij onze banken kunnen
stimuleren. Ook in het thans lopende jaar kan weer
op een grote vraag naar woningbouwleningen worden
gerekend, zeker nu de leningsvoorwaarden bij onze
banken weer aanzienlijk zijn verlicht en de Rijkssubsidie
regeling voor de particuliere woningbouw is verbeterd.
In 1972 zullen de kredietbeperkende maatregelen van
De Nederlandsche Bank in de sector van de lange uit
zettingen, dankzij de sterke aanwas van spaarmiddelen
in 1971, een volledige honorering van deze vraag waar
schijnlijk niet in de weg staan. Wel kan de eigen
liquiditeitspositie, hoewel ook die in totaliteit gezien in 1971
aanzienlijk ruimer is geworden, voor een aantal plaatselijke
boerenleenbanken in 1972 een rem op de kredietverlening
betekenen. Met betrekking tot de korte kredietverlening
is de situatie minder rooskleurig. Het laag houden van het
discontotarief betekent een stimulans voor de vraag naar
kort krediet.
De inflatoire tendenzen, die reeds aanwezig zijn, zullen
daardoor worden versterkt. Nu de conjuncturele ontwikke
ling reeds door een vrij sterke stagnatie wordt gekenmerkt,
lijkt ons een verzachting van de kredietrestricties en/of
een soepele toepassing daarvan op zijn plaats.
Inmiddels heeft De Nederlandsche Bank begin maart
jongstleden de werking van de monetaire restrictie
maatregelen tot nader order opgeschort.
19