De gang van zaken in de legpluimveehouderij was in 1970
bijzonder ongunstig. De gemiddelde marktprijs voor
consumptie-eieren lag ver beneden de kostprijs. De
omstandigheid, dat de meeste legpluimveehouders hun
produkten tegen een relatief gunstig gecontracteerde prijs
konden verkopen, geeft weinig reden de situatie minder
ernstig te zien dan ze in feite is. Dit mede vanwege het
feit, dat op het einde van het verslagjaar de exportmogelijk
heid goeddeels wegviel. Een aantal landen, waaronder
West-Duitsland, ging tot een invoerstop over op grond
van het uitbreken van pseudo-vogelpest in ons land. De
overheid trof voorzieningen om een totale ineenstorting
van de eiermarkt te voorkomen. Doordat de pseudo-
vogelpest vrij snel werd bedwongen, was eind februari de
uitvoer van Nederlandse eieren weer mogelijk.
De produktie van slachtkuikens gaf in 1970 een verdere
toeneming te zien. Het prijsniveau bleef nagenoeg constant
tot september 1970, waarna de prijzen begonnen af te
brokkelen. In verband hiermede moeten de kuikenmesters
voor 1971 rekenen op een duidelijk minder gunstige
marktsituatie.
Tuinbouw
De positie van de Nederlandse tuinbouw is in sterke mate
afhankelijk van de ontwikkeling op de exportmarkten.
West-Duitsland neemt daarbij een dominerende plaats in.
Er is in de laatste jaren sprake van een toenemende
concurrentie op de afzetmarkten van onze glasprodukten,
in het bijzonder van de zijde van Zuid- en Oosteuropese
landen. Ook in het verslagjaar was dit merkbaar.
Genoemde landen profiteren daarbij van belangrijke
klimatologische voordelen in de herfst en in de winter
maanden. Bovendien zijn de produktiekosten in deze nog
sterk agrarisch georiënteerde landen lager. De Neder
landse tuinbouwbedrijven bezitten echter in het algemeen
een voorsprong op teelttechnisch gebied en op het terrein
van de afzet. Bedoelde landen trachten hun achterstand
geleidelijk in te lopen. Zij maken daarbij mede gebruik van
door Nederlandse bedrijven geleverde kennis en materialen
(bijvoorbeeld glasopstanden, verwarmingsinstallaties,
zaad- en plantgoed). Tevens stimuleert de overheid in die
landen de vestiging van tuinbouwbedrijven en de afzet
door het beschikbaar stellen van krediet tegen zeer lage
rente en gemakkelijke terugbetalingsvoorwaarden.
Het ligt dan ook in de verwachting, dat de produktie in deze
gebieden zal toenemen. Het gaat daarbij niet alleen om de
voorziening van de eigen markt, maar zeker ook om de
vergroting van de export. Vergeleken met de toeneming
van de Nederlandse export van tuinbouwprodukten is die
van de Zuid- en Oosteuropese landen de laatste jaren nog
van relatief bescheiden omvang, doch wel storend voor de
prijsvorming door de toegepaste exportmethoden.
De bij export verkregen prijzen van de Nederlandse
kasprodukten vertonen de laatste jaren een stagnerend en
soms dalend verloop. Deze ontwikkeling werkte ook door
in de prijzen, die de kwekers voor hun produkten
ontvingen.
Deze ontwikkeling is mede toe te schrijven aan de
uitbreiding van de produktie in het eigen land.
De produktie-uitbreiding is behalve door een toeneming
van het areaal, ook veroorzaakt door verbetering van de
produktiviteit. Niettegenstaande deze verbetering bleven
de bedrijven kampen met een voortgaande stijging van de
kosten. De hogere kosten en de lagere verkoopprijzen
hebben geleid tot een teleurstellende ontwikkeling van de
rentabiliteit in de afgelopen jaren. Ook in het verslagjaar
trad hierin geen algemene verbetering op.
Deze ontwikkeling heeft in de tuinbouw geleid tot een
situatie waarbij doorslechts 25 a 30 procent van de bedrijven
een relatief gunstig ondernemersinkomen wordt behaald.
Ongeveer 50 procent van de bedrijven bevindt zich in dit
opzicht in een middenpositie. Zij behalen een toereikend
inkomen voor privé-uitgaven en kunnen met meer of
minder moeite hun verplichtingen juist nakomen.
Versterking van de financiële positie is bij deze categorie
echter bijna niet mogelijk. Verdere aanpassing van deze
bedrijven is slechts mogelijk met een steeds zwaarder
wordende financiële belasting door gebruikmaking van
meer vreemd vermogen.
De resterende categorie bedrijven ondervindt in het
algemeen in toenemende mate financiële moeilijkheden.
Afhankelijk van de vermogenspositie, de bedrijfsuitrusting
en de persoon van de ondernemer, komen deze bedrijven
op kortere of langere termijn voor het besluit van bedrijfs
beëindiging te staan. Een ontwikkeling die zich ook in
andere bedrijfstakken van onze volkshuishouding voordoet.
De prijzen van de kasgroenten zijn in 1970 in het
algemeen lager geweest dan in 1969. De veilingomzet
steeg daardoor slechts 2,3 procent tegenover
13 procent in het voorafgaande jaar. De opbrengsten per
vierkante meter van stookkomkommers en tomaten waren
in 1970 respectievelijk rond 10 procent en 5 procent laqer
dan in 1969.
Dezelfde ontwikkeling kon worden geconstateerd bij de
slateelt, met name in de laatste maanden van het verslag
jaar. Ook de exportprijzen van tomaten, komkommers en
sla lagen onder het niveau van 1969. De geëxporteerde
hoeveelheden namen weer belangrijk toe. De latere
stookteelten en koude teelten bleven op het niveau van
1969 gehandhaafd. Bij de augurkenteelt was van een
belangrijke prijsverbetering sprake.
In de bloementeelt onder glas kwam in 1970 een einde aan
de dalende tendens van de prijzen en de rentabiliteit,
welke zich de laatste jaren manifesteerde. Na een daling
van de exportprijzen van snijbloemen in de eerste helft
van 1970 herstelden deze zich in de laatste maanden
uitstekend.
De sterke produktie-uitbreiding zette zich ook in het
verslagjaar voort. Nog steeds wordt een belangrijk deel
van de areaaluitbreiding in de bloementeelt veroorzaakt
door een omschakeling van bedrijven in de groentesector.
De gehele verwarmde glastuinbouw werd in het afgelopen
jaar geconfronteerd met een sterke stijging van de kosten.
Bijzonder zwaar drukte de prijsstijging van zware stookolie.
Afhankelijk van de cultures en van het teeltschema heeft
deze stijging tot gevolg dat de bedrijfskosten aanzienlijk
zullen toenemen. Vele bedrijven zullen deze kosten-
verzwaring niet kunnen opbrengen. Het duurder worden
van de olie heeft een belangrijke stimulans gevormd voor
de omschakeling op aardgas. Deze kan echter slechts dan
op redelijk korte termijn worden tot stand gebracht, indien
de overheid tijdig voor voldoende financieringsmiddelen
zorgt teneinde de nutsbedrijven in staat te stellen voor een
spoedige aansluiting te zorgen.
Hoewel het nog enkele jaren zal duren alvorens alle
bedrijven op het aardgasnet zijn aangesloten, kan op deze
wijze een gedeelte van de kostenstijging ongedaan
worden gemaakt.
Wel heeft omschakeling tot gevolg dat kapitaalverlies
ontstaat, daar de bestaande apparatuur voor zware
stookolie geen verkoopwaarde meer bezit.
De overheid heeft besloten tot een tegemoetkoming in de
aansluitingskosten op aardgas.
De vollegrondsgroenteteelt heeft na het gunstige seizoen
1969/1970 een belangrijke terugslag ondervonden in de
tweede helft van 1970.
De champignonteelt maakt nog steeds een sterke groei
door. De veilingomzet steeg in 1970 met 26 procent als
resultaat van produktie-uitbreiding en van een hoger
prijsniveau.
Grafiek 2
Bedrijfsresultaten
tuinbouwbedrijven
(staand glas)
netto-overschot
per f 100 kosten
Aalsmeer
rozen en/of anjers
Westland
groenten en bloemen
De Kring
voornamelijk groenten
30
25
20
15
10
5
0
5
15