bewijzen met een rente tot maximaal 8 procent. Het inlegoverschot op deze spaarrekeningen beliep in het verslagjaar bij onze banken f 388 miljoen, te vergelijken met f 462 miljoen in 1969 en f 336 miljoen in 1968. Per balans datum werd f 222 (194) miljoen bijgeschreven rente daaraan toegevoegd, zodat de totale spaaraanwas met f 610 (656) miljoen bedraagt. Op het inlegoverschot van 1970 bij onze boerenleenbanken zijn, behalve de hiervoor genoemde algemene invloeden, nog verschillende andere factoren werkzaam geweest. Zo heeft de renteverlaging op privérekeningen in de tweede helft van het jaar de spaaraanwas bevorderd. Deze factor komt later in dit verslag nog ter sprake. Daarnaast heeft vermoedelijk ook de hoge rente voor termijndeposito's buiten de Stichting Spaarbank een rol gespeeld. De zeer sterke toeneming van de tegoeden op deze deposito's wijst erop, dat in deze sector gelden zijn terecht gekomen, die in vorige jaren op spaarrekeningen werden aan gehouden. De sterkere aanwas van de spaargelden in 1969 ten opzichte van de voorgaande jaren kwam vooral tot stand bij de banken op het platteland. De belangrijkste reden daarvoor moet gezocht worden in de gunstige prijs ontwikkelingen voor belangrijke land- en tuinbouw- produkten in 1969. Het feit, dat deze prijsontwikkelingen dit jaar minder gunstig zijn, vormt te zamen met het naijlen van de belastingen over voorgaande gunstiger jaren, vermoedelijk de voornaamste oorzaak voor de sterke terugval van de besparingen op het platteland. Indien men 1969 buiten beschouwing laat, is de spaarontwikkeling naar urbanisatiegraad, die op het platteland inbegrepen, normaal te noemen. Bij de stadsbanken valt een versterkte stijging waar te nemen, die te verklaren is door de sterke uitbreiding van de cliëntenkring en het kantorennet in de laatste jaren. De verschuiving binnen de spaargelden naar de hoog- rentende spaarvormen duurt onverminderd voort. Ondanks de verhoging van de rentevergoeding op de direct opeisbare rekeningen tot 4 procent met ingang van 1 januari 1970 is de toeneming van de saldi op deze rekeningen evenals in voorgaande jaren gering, zeker wanneer men rekening houdt met de extra-overboeking van saldi van privérekeningen naar spaarrekeningen welke in de maanden juli en augustus heeft plaatsgevonden. Binnen de termijnspaarrekeningen trekken de spaar vormen met de hoogste rente verreweg de meeste Grafiek 5 Ontwikkeling toevertrouwde middelen Indices 1965=100 Spaarmiddelen 400 Overige middelen inclusief privérekeningen Overige middelen exclusief privérekeningen 200 100 1965 1966 1967 1968 1969 1970 26 belangstelling. Vooral de in 1969 ingevoerde 24-maands bankdeposito's met een rente van 7 procent spreken sterk aan. Ook met de jaardepositorekeningen is dit het geval. Bij de gebonden spaarvormen is de ontwikkeling van de jeugdspaarrekeningen in het kader van de Zilvervloot, evenals die van de bedrijfsspaarrekeningen, normaal. Voor het sparen in het kader van de Algemene Premie Spaarwet is de belangstelling nog steeds gering. Naast een daling van de omloopsnelheid hebben deze ont wikkelingen tevens een verdere daling van het aandeel van de direct opeisbare gelden in het totaal van de spaar gelden tot gevolg. Van het tegoed per ultimo 1970 ad f 5 741 (5 131) miljoen stond f 2 747 (2 661) of 48 (52) procent uit op direct opvraagbare rekeningen; als zodanig beschouwen wij ook de gebonden spaarvormen. De groei van het aantal spaarrekeningen duurt onver minderd voort. Dit is niet alleen een gevolg van het aantrekken van nieuwe cliënten via de privérekeningen; onze cliënten gaan er ook steeds meer toe over om meer dan één spaarrekening aan te houden. In het verslagjaar werden 410 000 (375 000) nieuwe rekeningen geopend. Het Grafiek 6 Ontwikkeling middelen en kredietverlening In miljoenen guldens Middelen Kredietverlening totale aantal spaarrekeningen bij onze organisatie steeg daardoor tot 2 410 000 (2 225 000) met een gemiddeld tegoed per rekening van f 2 382 (2 306). Naast de tot nu toe besproken gelden bezitten ook de overige middelen op lange termijn het karakter van spaargelden. Hieronder zijn begrepen de termijndeposito's bij de boerenleenbanken en bij de centrale bank en de pandbrieven en spaarbrieven van de Boeren-Hypotheek- bank. In het verslagjaar namen deze middelen met f 316 (43) miljoen uitzonderlijk sterk toe. Bij de boerenleen banken zijn, aangetrokken door de hoge rente, voor aanzienlijke bedragen overtollige rekening-courant tegoeden en wellicht ook spaartegoeden overgeboekt naar bankdepositorekeningen. Ook de centrale bank heeft een groot bedrag aan middelen aangetrokken via termijn depositorekeningen. De Boeren-Hypotheekbank plaatste bovendien f 19 (1) miljoen aan spaarbrieven bij derden. In totaal stegen de aan onze organisatie toevertrouwde middelen met spaarkarakter in het verslagjaar met f 926 (699) miljoen tot f 6 292 (5 366) miljoen. Daarvan werd f 5 954 (5 228) miljoen aangehouden bij de plaatselijke banken. 27

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1970 | | pagina 15