f 927 (698) miljoen bij de centrale bank. De bijzonder sterke groei bij de centrale bank is vooral een gevolg van het eerder vermelde sterke beroep van de landbouw- organisaties op rekening-courantkrediet. Nu de subsidieregeling voor de particuliere woningbouw is aangepast aan de sterk gestegen grond-, bouw- en rentekosten, moet ook voor 1971 op een grote kredietvraag uit deze sector worden gerekend. Aan de andere kant zal de investeringsanimo van bedrijven, ook in de agrarische sector, wellicht enigszins getemperd worden door een mogelijke afzwakking van de conjunctuur. Naar ver wachting zullen echter ook in 1971 een groot aantal boerenleenbanken bij hun kredietverlening worden beperkt door de eigen liquiditeitspositie en door de krediet- beperkende maatregelen van de Nederlandsche Bank. Ook in het verslagjaar is dat reeds het geval geweest. Met betrekking tot de kredietbeperkende maatregelen heeft de gang van zaken in het korte bedrijf in 1970 zich in ongunstige richting ontwikkeld. Nadat in de eerste helft van het jaar sprake was van een steeds dalende ruimte ten opzichte van de norm van de Nederlandsche Bank, is in de maanden sedert juli een gestaag toenemende overschrijding ontstaan. Het ziet er naar uit dat het korte bedrijf in 1971 op dit punt eveneens moeilijkheden zal opleveren. Ook in het lange kredietbedrijf van onze organisatie is gedurende de laatste maanden van het verslagjaar een tekort ontstaan. Om de ontwikkelingen in het lange bedrijf in de nabije toekomst zoveel mogelijk in evenwicht te houden, moesten met ingang van 1971 de voorwaarden voor de verstrekking van nieuwe leningen aanmerkelijk worden verzwaard. Woningbouwleningen kunnen in het algemeen nog slechts verstrekt worden aan leden; de looptijd van nieuwe leningen is, met uitzondering van leningen onder gemeentegarantie, teruggebracht tot 25 jaar. Overige uitzettingen De portefeuille schatkistpapier, die geheel wordt aan gehouden door de centrale bank, werd in het verslagjaar uitgebreid met f 364 miljoen. In vergelijking met het voor gaande jaar, toen deze post met f 9 miljoen toenam, betekent dat een zeer sterke uitbreiding. Daartegenover stond in het verslagjaar echter een inkrimping van de overige uitzettingen in de sfeer van de liquiditeiten. De beieggingen op korte termijn, die eveneens geheel betrekking hebben op de centrale bank, verminderden met Grafiek 3 Kredietverlening naar sectoren 1965-1970 Indices 1965=100 Agrarische sector Niet-agrarische sector Overige categorieën 1965 1966 1967 ~~1968 1969 1970" 24 f 79 miljoen tegen een toeneming met f 144 miljoen in 1969. De effectenportefeuille werd ingekrompen met f 89 miljoen. Vorig jaar vond nog een uitbreiding hiervan plaats met f 27 miljoen. De inkrimping van de portefeuille is het gevolg van het afstoten van een gedeelte van het laagrentende effectenbezit bij de centrale bank. Dit gebeurde mede ter versterking van de positie van onze organisatie in het lange bedrijf. De beleggingen op lange termijn, die bestaan uit leningen aan of gegarandeerd door Nederlandse overheidslichamen en semi-overheids- lichamen, namen toe tot f 513 (434) miljoen. In de op de gecombineerde balans voorkomende post deelnemingen is ook de kredietverlening aan deze instellingen begrepen. Deze nam in het verslagjaar toe met f 46 miljoen tot f 103 miljoen. Toevertrouwde middelen Spaarmiddelen In vergelijking met 1969 zijn de spaarresultaten in 1970 lager. Dit geldt, zoals blijkt uit tabel 9, niet alleen voor onze organisatie, maar voor alle traditionele spaarinstellingen, met uitzondering van de Rijkspostspaarbank, die daarmee een zeker herstel te zien geeft ten opzichte van de dalende spaarresultaten in voorgaande jaren. Bij de beoordeling van de cijfers in tabel 9 moet men er verder rekening mee houden dat het cijfer voor 1968 van de Rijkspostspaarbank sterk is beïnvloed door de over boekingen van girorekeningen naar de toen geïntroduceerde spaargirorekeningen. Ook voor de algemene spaarbanken geeft 1968 een vertekend beeld. Bij de handelsbanken heeft de spaar- aanwas, na een sterke terugval in de beide voorgaande jaren, zich in het verslagjaar enigszins hersteld en is daarmee op het absolute niveau van 1967 gekomen. De algemene teruggang van het inlegoverschot ten opzichte van 1969 kan gedeeltelijk verklaard worden door de BTW; begin 1969 had deze een gunstige invloed op de spaaraanwas. Ook in het laatste kwartaal van 1970 heeft de BTW weer invloed uitgeoefend, maar dan in omgekeerde richting. De mede als gevolg van de verhoging van de BTW-tarieven te verwachten prijsstijgingen hebben, evenals eind 1968, bij het publiek in het laatste kwartaal de neiging doen ontstaan tot het doen van anticipatie inkopen. Tot de spaarrekeningen rekenen wij ook de 7-procents bankdeposito's en de medio 1970 ingevoerde spaar- Grafiek 4 Verdeling van het spaartegoed naar opvraagbaarheid Direct opvraagbaar Beperkt opvraagbaar 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 25

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1970 | | pagina 14