Gedeeltelijk komt de sterkere aanwas van spaar
gelden, vooral die van het eerste kwartaal, voor
rekening van de invoering van de BTW. Eind 1968
werden in verband daarmee voorkopen gedaan om
het prijsverhogende effect zoveel mogelijk te
ontlopen. Daardoor is er sprake geweest van een
verschuiving van de besparingen van het laatste
kwartaal 1968 naar begin 1969. Een afspiegeling
hiervan vinden wij in de hoeveelheids-indexcijfers
voor bestedingen aan duurzame consumptie
goederen. Dit indexcijfer lag in het vierde kwartaal
van 1968 circa 8 procent hoger en in het eerste
kwartaal van 1969 circa 13 procent lager dan normaal.
Dat dit laatste percentage hoger is dan het eerste,
kan erop wijzen dat op het prijsverhogend effect
een reactie is gevolgd, die in zekere mate als
kopersstaking aangeduid zou kunnen worden.
De geringe omzetstijgingen van verschillende
consumptiegoederen in het eerste halfjaar wijzen
ook in die richting. Dit protest van het publiek tegen
de prijsverhogingen kon echter slechts van tijdelijke
aard zijn. Gaandeweg viel dan ook in de loop van de
rest van het jaar een licht herstel van de omzet
cijfers te bespeuren.
De rentestijging op de kapitaalmarkt en de
onderlinge concurrentie hebben de meeste spaar-
instellingen in het verslagjaar genoodzaakt de
hoogste rente voor spaargelden op te trekken tot
7 procent, in enkele gevallen zelfs nog iets hoger.
Ongetwijfeld heeft ook deze factor bijgedragen tot
de groei van de spaaroverschotten. Een derde
verklaring voor de versterkte groei is gelegen in de
toeneming van het aantal cliënten door de aan
trekkingskracht van de privérekeningen. Naar onze
mening is dat ook de verklaring voor de sterke
toeneming van het aantal geopende spaarrekeningen
bij onze organisatie: 375 000 in 1969 tegen ruim
300 000 in de beide voorgaande jaren. Een steeds
groter deel van het publiek komt via de girale
salarisbetaling in contact met de banken. Van de
privérekening naar een direct opvraagbare spaar
rekening of een termijnspaarrekening voor zichzelf
en voor de overige gezinsleden is maar een kleine
stap.
groep Eindhoven
spaarbanken en handelsbanken
nationaal inkomen
Grafiek 4
Besparingen bij spaarbanken en handelsbanken
en het nationaal inkomen
Indices 1959 100
300
200
100
1960 1965 1969
In vergelijking met voorgaande jaren zijn de
inlegoverschotten het sterkst toegenomen op het
platteland, hoewel ook in de stedelijke en
verstedelijkte gebieden aanzienlijk meer is gespaard
dan in 1968. Het relatief terugblijven van de aanwas
van spaargelden op het platteland in de voorgaande
jaren is de belangrijkste oorzaak van deze
ontwikkeling. De gunstige prijsontwikkeling voor
belangrijke land- en tuinbouwprodukten heeft in1969
het sparen op het platteland bevorderd.
Een andere oorzaak is gelegen in het verschil in
cliëntenkring; bij de stedelijke en verstedelijkte
banken kwam een aanzienlijk groter deel van de
middelen binnen op privérekeningen dan bij de
plattelandsbanken.
De aanwas van spaargelden kwam ook dit jaar weer
geheel tot stand op de termijnrekeningen. Vooral de
jaardeposito's met een rente van zes procent en de
nieuwe zeven-procentsrekeningen trokken veel
belangstelling. De van overheidswege gepremieerde
spaarvormen vertoonden een normale ontwikkeling.
Op de direct opvraagbare rekeningen vond in de 23
loop van het jaar een ontsparing plaats; door de
bijgeschreven rente bleef het totale tegoed op deze
rekeningen echter nog op hetzelfde niveau. Een van
de effecten van deze ontwikkeling is een verdere
daling van de omloopsnelheid van de spaargelden.
Het totaal van de in de vorm van spaargelden aan
onze organisatie toevertrouwde middelen beliep eind
1969 f 5 131 (4 475) miljoen.
Daarvan stond f 2 700 (2 033) miljoen of 53 (45)
procent uit op rekeningen met beperkte opvraag
baarheid. Daartoe rekenen wij ook de gebonden
spaarrekeningen. Het totale aantal spaarrekeningen
bij onze organisatie steeg in het verslagjaar tot
2 225 000 (2 055 000), en het gemiddeld tegoed per
rekening tot f 2 306 (2 178).
Behalve de tot nu toe besproken spaargelden
kennen wij in onze organisatie nog andere middelen
met spaarkarakter. De belangrijkste daarvan zijn de
termijndeposito's bij de boerenleenbanken en bij de
centrale bank en de uitstaande pandbrieven van de
Boeren-Hypotheekbank. Deze middelen namen in het
direct opvraagbaar
beperkt opvraagbaar
Grafiek 5
Verdeling van het spaartegoed naar
opvraagbaarheid
In procenten
90
1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969