De nieuwe regeling betekende een aanpassing aan de gestegen rente- en bouwkosten. Mede daarom moet ook voor 1970 op een grote vraag naar woningbouwleningen worden gerekend. In tabel 2 is de verstrekking van vaste leningen uitgesplitst naar het beroep van de geldnemer en naar de bestemming van de gelden. De kredietvraag van de agrarische sector is in het verslagjaar sterk toegenomen. Nam deze sector in 1968 voor een bedrag van f 346 miljoen aan nieuwe leningen op, in het verslagjaar was dat f 407 miljoen. De genoemde bedragen zijn exclusief de voor bouw of aankoop van woningen bestemde leningen. De gestegen vraag is vooral een gevolg van de hoge investeringen door de landbouw in enge zin. Met name uit de veredelingssector op de gemengde en de gespecialiseerde bedrijven kwam een grote vraag naar voorschotten. De gunstige financiële resultaten van de laatste jaren hebben de investeringen in deze sector omhoog gestuwd. Tuinders namen in het verslagjaar nieuwe leningen op voor een bedrag van f 104 miljoen; dat is ongeveer evenveel als in 1966. In 1967 en 1968 waren deze bedragen respectievelijk f 83 en f 93 miljoen. De toeneming van de verstrekkingen in 1969 heeft geheel betrekking op de bedrijfsfinanciering. Het door agrarische rechtspersonen opgenomen bedrag vertoonde ten opzichte van het voorgaande jaar een vrij scherpe daling: f 53 miljoen in het verslagjaar tegen f 69 miljoen in 1968. Het betreft hier voor het overgrote deel leningen die door de centrale bank worden verstrekt aan enkele grote coöperatieve instellingen. De investeringen van deze bedrijven en hun interne financieringsschema's vertonen een wisselend beeld. In totaal nam de agrarische sector nieuwe leningen op voor een bedrag van f 432 (366) miljoen; dat is 34 (32) procent van de totale verstrekte leningen. Van deze leningen werd een gedeelte gegarandeerd door het Borgstellingsfonds voor de Landbouw. Het Borgstellingsfonds verklaarde zich in 1969 garant voor nieuwe leningen tot een bedrag van f 86 (63) miljoen, waarvan f 44 (34) miljoen ten behoeve van cliënten van onze organisatie. Tabel 19 geeft een overzicht van de activiteiten van het fonds in de afgelopen twee jaar. Sinds het begin van de jaren zestig streven wij naar een verzorging van onze dienstverlening aan middenstanders die gelijkwaardig is aan ons dienstbetoon aan de agrarische sector. In dit verband willen wij onder meer wijzen op de speciale kredietadviseurs voor het midden- en kleinbedrijf en op de verruiming van de kredietmogelijkheden voor middenstanders, die wij enkele jaren geleden hebben woningfinanciering niet-agrarische bedrijven agrarische bedrijven Grafiek 1 Voorschotverlening 1965-1969 Indices 1965 100 300 200 100 1965 1967 1969 ingevoerd. Mede daardoor vertoonde het door deze sector opgenomen bedrag in 1968 een sterke toeneming. In het verslagjaar zijn de verstrekkingen absoluut gezien op hetzelfde niveau gebleven. Dat had een daling van het aandeel in onze kredietverlening tot gevolg van 20 naar 18 procent. In totaal namen niet-agrarische bedrijven voor f 226 (230) miljoen nieuwe vaste leningen op; in 1966 was dat nog maar f 93 miljoen. In totaal werd bij onze organisatie in het verslagjaar f 658 (596) miljoen door bedrijven opgenomen. Dat is 52 (52) procent van het totaal. Daarvan was f 405 (375) miljoen, of 32 (33) procent van het totaal, bestemd voor bedrijfsdoeleinden; het overige voor woningfinanciering en diverse andere doeleinden of combinaties van de genoemde doeleinden. Daar komt dan nog f 17 (31) miljoen bij voor bedrijfsfinanciering van overige groepen; in het algemeen gaat het daarbij om personen die de landbouw als nevenbedrijf uitoefenen. De verstrekkingen aan overige groepen, voornamelijk werknemers, zijn in het verslagjaar nog toegenomen in vergelijking met 1968. In laatstgenoemd jaar kon van een welhaast explosieve groei van de vraag naar woningbouwleningen worden gesproken. De begin 1968 van kracht geworden subsidieregelingen voor de particuliere woningbouw hebben ook in het verslagjaar stimulerend gewerkt op de kredietvraag in deze sector. In oktober is de regeling aangepast aan de gestegen rente- en bouwkosten. Het totale bedrag dat aan werknemers werd verstrekt voor de financiering van het eigen-woningbezit beliep in het verslagjaar f 500 (438) miljoen. Tellen wij daarbij de woningfinanciering ten behoeve van zelfstandigen, dan komen wij op een totaal van f 576 (509) miljoen. Daarmee is het aandeel van de woningfinanciering in de verstrekkingen van onze organisatie gestegen tot 46 (44) procent. In 1967 was dat nog maar 36 procent. De verstrekking van persoonlijke leningen is in het tweede kwartaal van dit jaar op een niveau van f 2,5 a 3 miljoen per maand gekomen. Het gemiddelde bedrag per lening ligt met f 2 063 ruim honderd gulden boven dat van 1968. De verdeling van de persoonlijke leningen naar looptijd, beroep en doel wijkt weinig af van die van 1968; de leningen met een looptijd van twee jaar zijn het meest in trek; zij worden vooral opgenomen voor de financiering van duurzame consumptiegoederen, waaronder auto's. Naar jaarinkomen van de geldnemers gezien valt een verschuiving naar de hogere inkomens te constateren. Tegenover de verstrekking aan nieuwe voorschotten van f 1 272 (1 150) miljoen werd f 587 (463) miljoen totale verstrekkingen Grafiek 2 woningfinanciering Totale verstrekkingen van voorschotten en ver strekkingen voor woningfinanciering 1965 1966 1967 1968 1969

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1969 | | pagina 16