Gang van zaken Woningbouw In de laatste jaren is van overheidswege gestreefd naar een andere samenstelling van het woning bouwpakket, namelijk naar een vermindering van de woningwetbouw en een bevordering van de bouw voor particuliere rekening. De overheid voerde die politiek onder meer om op de bouwmarkt tot meer normale verhoudingen te komen en om de door stroming te bevorderen. De bevordering van het eigen-woningbezit is de laatste jaren doorkruist door de voortdurende rentestijging op de kapitaalmarkt en door de steeds stijgende bouwkosten, waardoor de overheid de subsidies trapsgewijze moest verhogen, wilde zij althans het gestelde bouwprogramma realiseren. Het jaar 1969 is voor wat betreft de woningproduktie geen gunstig jaar geweest; het geplande aantal woningen werd niet geheel gehaald. Het minder goede weer in het voorjaar en in december heeft de produktie gedrukt. Het achterblijven van de bouw- produktie is gedeeltelijk ook een gevolg van het afnemen van de arbeidsproduktiviteit in de bouw; de spanning op de arbeidsmarkt en het werkverzuim nemen toe. Hierdoor is in 1969 de bouwtijd per woning toegenomen van 13,3 tot 14,5 maanden. Daarnaast hebben zich nog andere moeilijkheden voorgedaan. In de woningwetsector hield het ministerie goedkeuringen in, omdat de bouwkosten zozeer waren gestegen, dat de huren naar de mening van de overheid te hoog zouden worden. Het achterblijven van de premiebouw moet voor namelijk worden geweten aan de steeds stijgende grond- en bouwkosten, maar vooral ook aan de hoge rentestand. Er werden in 1969 minder woningwetwoningen en premiewoningen in aanbouw genomen dan in 1968. In de vrije sector was dat echter omgekeerd: daar steeg het aantal begonnen woningen met circa 20 procent. Dit laatste is onder andere te verklaren door het subsidiestelsel, dat degressief is. Velen die al enige tijd op premie gewacht hebben schijnen, in verband met de steeds stijgende bouwkosten, het afgelopen jaar besloten te hebben maar zonder premie te bouwen. Het gemis van de toch maar kleine overheidspremie, die bovendien voor de belasting bij het inkomen moet worden geteld, nemen zij kennelijk op de koop toe. Ondanks de hoge rente- en bouwkosten hebben de financieringsinstellingen niets gemerkt van terughoudendheid bij het koopkrachtige publiek, wanneer het ging om financieringen van projecten kleiner dan 50 000 of groter dan 100 000 gulden. In de daartussen liggende categorie bleek de financiering vaak moeilijk. Verder mag worden aangenomen dat op de markt voor bestaande gebouwen en panden de prijzen zeker niet zijn achtergebleven bij die van 1968. Integendeel, er was een tendens tot prijsstijging te bespeuren. Men schijnt gewend te raken aan de hoge rentestand. Bij de voortschrijdende geldontwaarding mag men voor 1970 verwachten dat de koopprijzen voor in goede staat verkerende bedrijfsobjecten en woningen nog verder zullen stijgen. De uitzettingen Kredietverlening Nadat in het voorgaande jaar voor onze organisatie van een explosieve groei van de voorschot verstrekkingen kon worden gesproken, hebben deze zich in het verslagjaar op een nog iets hoger niveau bewogen. In totaal werden nieuwe leningen verstrekt voor een bedrag van f 1 272 (1 150) miljoen. Daarvan namen de boerenleenbanken f 1 080 (973) miljoen voor hun rekening. De toeneming van de verstrek kingen van de Boeren-Hypotheekbank tot f 66 (40) miljoen is te verklaren doordat een aantal boerenleenbanken, die hun liquiditeitsruimte zagen verminderen, meer financieringsaanvragen hebben doorgegeven aan de Boeren-Hypotheekbank. Ook de kredietbeperkende maatregelen hebben hiertoe bijgedragen. De verstrekkingen van de centrale bank beliepen f 126 (137) miljoen. Het kredietberoep van agrarische rechtspersonen op de centrale bank toonde in vergelijking met 1968 een daling. De verstrekking van nieuwe voorschotten bewoog zich gedurende het gehele jaar op een niveau dat nog iets hoger lag dan dat van het tweede en het derde kwartaal van 1968. Het vierde kwartaal van 1968 biedt geen goede vergelijkingsmaatstaf; de BTW zorgde toen voor een incidentele stimulans van de vraag naar krediet. Vermoedelijk heeft deze factor ook nog invloed gehad, maar dan in omgekeerde richting, op de kredietvraag in de eerste maanden van het verslagjaar. In de cijfers was die invloed echter nauwelijks waarneembaar: juist in de eerste vier maanden van 1969 lagen de verstrekkingen aanzienlijk hoger dan in dezelfde periode van 1968. Overigens is dit wel verklaarbaar: de factoren die in het verdere verloop van 1968 de voorschotverstrek kingen omhoog hebben gestuwd, spraken in het begin van dat jaar nog niet sterk. Het begint ernaar uit te zien dat het huidige niveau van de verstrekkingen voor onze organisatie als normaal moet worden beschouwd. De sterke groei van dit niveau in de laatste twee jaren kan onder meer samenhangen met de invoering van de privérekeningen. Door het grote succes van dit soort rekeningen is de cliëntenkring van onze banken sterk uitgebreid en deze uitbreiding vond juist plaats in die sector waaruit een grote vraag naar woning bouwleningen voortkomt. De gunstige subsidie regeling die sedert januari 1968 voor de particuliere woningbouw van kracht is, speelt daarbij nog een belangrijke rol. In de laatste maanden van 1969 kreeg de vraag naar leningen weer een nieuwe impuls. Om stagnatie in de woningbouw te voorkomen besloot de regering de gunstiger subsidieregeling die op 1 januari 1970 van kracht zou worden, ook toe te passen voor de subsidie-aanvragen die na 1 oktober 1969 binnenkwamen of werden toegewezen. Tabel 1 Voorschotten in 1969 In miljoenen guldens Verstrekkingen Aflossingen Toeneming Boerenleenbanken 1 080 526 554 Boeren-Hypotheekbank 66 23 43 1 146 549 597 Centrale Boerenleenbank 126 38 88 1 272 587 685

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1969 | | pagina 15