I
ii®,
>.*i|
tilül
!r I
7 cl
1 v •-. O I
i lip»
^4|S 1
JJ^V|
miini m
1 'A
-■ y
1 y 7 iJ 1
2 7 2 i
J5f? i
2<Jo I
6 -s y
§°-2 0 I
e y o j
"of' I
I
6é^°
1at° 9
iao?o f
I t T
E r v
Ir. n
0 0>
lor,
l0' 6
X 0 i; x
X o 0- O O 1
Economische ontwikkeling
if
Ï6Ë
2 2 I
2 6 I
1 4. O
1 •-' 1> .0 i
5 yj
u U .4 O
1 8 9.9 3
U 3 -O 1
'S<J
1 7 'J 0 J
10,1^ 3
- a 1
-1 -'
O
J2.G J
3 ijJ
Jp J J
J.
J J 1 1 5
"lol
->• g 09
a y .g g f
U G U u 3
1 0 -o o M
7 s 3 I
6 34 4"
10«'
~~G 4jü"
4.0 O
124a)
4 1 C a 1
U 0.0 O
5 'J 'J xj 'J I
4 .ij y I
4 i o .j I
4 v 4 .9 1
1* O O ij w J
1» o y 6 i'L
y 0 O ;j j -M
4 4 .1
o .o o 9
7 4 o 2
4 5 2) O a
y O m
2 KJ xj o 3
3 5 y 2 4 9
f 4 -o o W
1 2 O se O
3 o X) O
9 O
2H-04 I
4«a^u
vii.4
ii3JVj
'1 Y J0 0 j
10 4 6 1
.V 2
i 4 V i J
0 4 .0 o I
1 1 .7 O I
O 0 1
14 3 0,
'd, 2
o ,)J 0
fl/to
3 J .2 0
'2U3
G J 4 3 v
7 4 2 3
1l, u
5
V i
*-• O o
s y .V y
i f J 4/i o
H'3.ïü i
S^Uó i
4 u 1.92
i 1 4 -3 G 3
b-?6'40 1
5 4 3 i I
1b 0 1
1 4 y 0 I
0
O h
4 G o 0 f
lla40
4 4 b 4 -
li, Ji f
V a "1 4 f-
6 ft *1 V
;sö^o i
G .V t 1
sJ,f
8 i. *v fc
HLi j4 g j
i
V JU
0 .V u
y 4J b
6 JU u
l fl
t üb 3
It
I r.
li: t
I G
I 'y
K 6 C
1 6 5 3
r. r.
I v I) 'T T
I r' C -T
1' r. 7' 7'
i I. 2
1-0 2
Il9r'
K- i c
|({8?
Ï9' 3. V
|o' 0 0 T
1 0' f. IST
1 V G T
1 G- 0 T 0 V
m 0' 0 G G
«TOOT
ItratT
1> C J. <2 6
Mï G' o T 2. ''G
ijlJOT V "0
9r 6' 1/ 0 e
IC 0' 5 3 OT
1 o 0' 0 n T T
1 o 0' 0 G 0 'T
1 O C e 2 V
1 S Z V T
0 0' 0 0
9 0 T 0, C 7 "T
1 t'990 "c
9 0 Of l O
1 ocrct
1 9 ff 9
1 5 C 9 t
o 0' o E T
9 o o- o o e
m O 0- 9 2
Internationaal
Het jaar 1969 kenmerkte zich in West-Europa door
een voortgaande economische groei. De krachtige
expansie van de economische activiteit in de
Westeuropese landen demonstreerde zich in de
stijging van de industriële produktie, die in nagenoeg
alle landen boven de 8 procent uitkwam. Een lichte
vertraging in de produktiviteitsstijging en een
versnelde stijging van het loonniveau hebben in
enkele landen tot gevolg gehad, dat de loonkosten
per eenheid produkt een soms aanzienlijke
verhoging te zien gaven.
Ook in 1969 bleven er landen met een oneven
wichtige betalingsbalans en werd in praktisch alle
landen de inflatie door verschillende oorzaken
aangewakkerd. Dit waren de twee belangrijkste
problemen waarmee de industriële landen te kampen
hadden. In aansluiting op een internationale
conferentie te Bonn in november 1968 hebben alle
deelnemers aan deze bijeenkomst maatregelen
getroffen, die tot meer evenwichtige betalings
balansen zouden kunnen leiden. De door Frankrijk
en Duitsland genomen belastingmaatregelen
hadden in feite het effect van een verkapte
devaluatie respectievelijk revaluatie.
De officiële devaluatie van de Franse frank met
11,1 procent volgde op 8 augustus. Daarna
ontstonden omvangrijke speculaties op een
revaluatie van de Duitse mark. Deze kunnen als een
bewijs worden gezien van de succesvolle
economische politiek in de Bondsrepubliek: de
matige stijging van de prijzen daar stak gunstig af
tegen de inflatie in andere landen. Een koers-
aanpassing om de betalingsbalans in evenwicht te
brengen kon er pas van komen na de parlements
verkiezingen in september. De tegenstrijdige positie
die de twee regeringspartijen met betrekking tot een
eventuele revaluatie innamen, leidde tot een
tijdelijk zwevende koers van de mark. De nieuwe
Duitse regering besloot tot revaluatie: op 26 oktober
werd de officiële koers van de mark met 9,29 procent
verhoogd.
De Engelse betalingsbalans gaf, na een lange
periode van tekorten, in 1969 een overschot te zien,
hetgeen eveneens bijdroeg tot een meer even
wichtige situatie in het patroon van de internationale
betalingen. Overigens bleef ook in 1969 het
omvangrijke tekort op de betalingsbalans van de
Verenigde Staten een reden tot zorg.
Het is nog te vroeg om het uiteindelijke resultaat
van de genomen maatregelen te beoordelen. Toch is
het verheugend te constateren dat de wisselmarkten
aan het einde van het jaar een belangrijk even
wichtiger beeld vertoonden dan lange tijd het geval
was geweest. Tot een blijvend evenwicht kan een
bijdrage worden geleverd door de speciale
trekkingsrechten in het kader van het Internationale
Monetaire Fonds, met de creatie waarvan per
1 januari 1970 een aanvang is gemaakt.
De bestrijding van de inflatie werd in de industriële
landen voornamelijk door middel van de monetaire
politiek gevoerd. Veel landen ondervonden daarbij
echter hinder van de Euro-dollarmarkt. Zowel de
intensivering van de beperkende maatregelen in de
Verenigde Staten, waardoor vele grote Amerikaanse
ondernemingen naar de Euro-dollarmarkt werden
gedreven, als de aanzienlijke speculaties met
betrekking tot de Duitse mark en de Franse frank,
leidden tot een stijging van de rente op deze markt
tot een niveau dat voor de nationale financiële
markten nauwelijks aanvaardbaar is. Ter bescher
ming van de nationale financiële markten en van de
deviezenreserves hebben vele landen maatregelen
genomen waarbij internationale kapitaalbewegingen
onder directe overheidscontrole werden gebracht.
De monetaire politiek in de Westeuropese landen
had in de situatie van hoogconjunctuur en de
daarmee gepaard gaande grote kredietvraag
overigens ook nationaal een opwaartse druk od de
reeds stijgende rente tot gevolg. Deze rentestijging
bracht mee, dat de zuigkracht van de Euro-
dollarmarkt geringer werd.