in de loop van het verslagjaar met f 50 miljoen, hetgeen aanzienlijk minder is dan de stijging van f 123 miljoen die zij in 1967 vertoonden. Vooral bij de centrale bank bleef de uitbreiding van het rekening-courantkrediet zeer gering, na de sterke toeneming in 1967. Evenals bij de voorschotten is ook hier een verschuiving van het ene jaar naar het andere opgetreden, maar dan in die zin dat het uitstaande krediet in het begin van 1968 belangrijk verminderde, waarna het zijn normale groei hernam. Bij de plaatselijke banken was het beloop van het rekening-courantkrediet als totaal genomen normaal. Dit was echter de resultante van twee tegengestelde bewegingen. Aan de ene kant deden de agrarische cliënten slechts in geringe mate een beroep op de hun toegestane kredietfaciliteiten, onder meer in verband met de redelijk gunstige resultaten van de gemengde bedrijven, maar aan de andere kant trok de krediet verlening aan middenstanders vrij sterk aan. Ook in de nieuwe kredietopeningen hadden middenstanders een groter aandeel dan in vorige jaren het geval was. MIDDELEN Spaargelden Het inlegoverschot op spaarrekeningen heeft zich in 1968 bewogen op een niveau dat weliswaar iets lager lag dan in het voorgaande jaar, maar dat toch niet onbevredigend genoemd kan worden als men bedenkt dat de privérekeningen gelden hebben aangetrokken die voordien op spaarrekeningen werden geboekt. De omvang daarvan kon niet worden vastgesteld; wel zien wij het effect ervan in de ontwikkeling van de omloopsnelheid van de spaargelden: deze daalde van 0,47 in 1967 tot 0,46 in 1968. Direct opvraagbaar Overige Grafiek 10 Spaarmutaties naar spaarvorm (exclusief rente; in miljoenen guldens) In het laatste kwartaal daalde het inlegoverschot; in december waren de terug betalingen zelfs hoger dan de stortingen. Dit verschijnsel deed zich voor bij alle traditionele spaarinstellingen en bij de handelsbanken. Een verband met een tijdelijk 70 toegenomen kooplust vanwege de aangekondigde BTW-invoering was hier onmisken baar aanwezig. De gegevens betreffende geldomzetten in de detailhandel en de consumptiecijfers tonen dit verband duidelijk aan. In dezelfde richting wijst het feit dat het inlegoverschot in januari 1969 een overtuigend herstel liet zien. De onttrekking van spaargelden in december deed zich uitsluitend voor op rekeningen met direct opvraagbare tegoeden. Als gevolg van deze onttrekking lieten deze tegoeden over het jaar 1968 als geheel een lichte daling zien, die eerst door de bijschrijving van de rente per het einde van het jaar weer in een positief saldo werd omgezet. De kleine spaarder De direct opvraagbare rekeningen ontwikkelen zich steeds duidelijker tot rekeningen die speciaal voor de kleine spaarders hun nut bewijzen. Er zijn nu eenmaal nog zeer veel spaarders die, gezien de grootte van hun inkomen en de eisen van de levens standaard, nooit verder komen dan een bescheiden tegoed op een direct opvraagbare rekening, waarover zij, als de nood aan de man mocht komen, onmiddellijk en zonder formaliteiten kunnen beschikken. De direct opvraagbare spaarrekening bewijst bovendien haar nut voor de beginnende spaarder, die eveneens slechts bescheiden bedragen opzij kan leggen en daarom niet gevoelig is voor de hogere rentetarieven waarvan hij zou kunnen profiteren als hij zijn spaarguldens op een termijnrekening zou laten boeken. Op deze wijze maakt hij zich de gewoonte van sparen eigen. Het kwantitatieve belang van dit soort rekeningen blijkt uit het grote aantal dat in 1968 werd geopend: niet minder dan 195 000, hetgeen tweederde is van alle in dat jaar bij onze banken geopende spaarrekeningen. Een aanwijzing dat het bij de direct opvraagbare rekeningen inderdaad om kleine spaarders gaat, is te vinden in het gemiddelde tegoed dat op deze rekeningen voor komt. Aan het einde van 1968 beliep dit tegoed, genomen als gemiddelde van alle op dat moment aanwezige rekeningen van dit type, f 1500 per rekening. Vergelijkt men dit met het gemiddelde tegoed van f 8000 op termijnrekeningen, dan is het duidelijk dat hier van een wezenlijk verschil sprake is. De in het voorgaande aangeduide tweevoudige functie - een sociale en een pedagogische - vervult de direct opvraagbare spaarrekening al vanaf de tijd van haar ontstaan. Terecht heeft de overheid daarin een reden gevonden om de spaarinstel lingen tegemoet te komen in de hoge kosten per ingelegde gulden die deze rekeningen meebrengen. Zij doet dit door middel van een gunstige behandeling op het gebied van de vennootschapsbelasting. De behandeling is echter niet voor alle spaarinstellingen gelijk en zij dreigt voor onze banken nog in hun nadeel te worden gewijzigd als de voor stellen inzake de vennootschapsbelasting, die thans bij de Tweede Kamer in studie zijn, aangenomen zouden worden. Het gevolg daarvan zou zijn dat onze boeren leenbanken, in plaats van met de thans gehanteerde 20 procent, met een tarief van 34 procent op de belastbare winst geconfronteerd zouden worden, en dat terwijl de spaarbanken die zijn aangesloten bij de Nederlandse Spaarbankbond, naar het zich laat aanzien, voor het overgrote deel van hun winst geheel buiten de druk van de vennootschapsbelasting zouden blijven. Ons standpunt luidt dat alle spaarinstellingen in deze op gelijke voet behandeld dienen te worden. Aangezien het om de betekenis van de spaarinstellingen voor de kleine spaarder gaat, zijn wij van mening dat een eventueel onderscheid uitsluitend gemaakt zou mogen worden naarmate een spaarinstelling in meerdere of in mindere 71

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1968 | | pagina 44