Aangesloten banken In oktober deed zich bijna over de gehele linie een omzetstijging voor. Hier en daar ging deze ver uit boven de gemiddelde toeneming in de voorafgaande negen maanden; in november en december zette deze ontwikkeling zich voort. Een voor de hand liggende verklaring voor ten minste een gedeelte van de omzetstijging was de verwachting van het publiek dat de prijzen na 1 januari 1969 zouden stijgen als gevolg van de BTW. In de kleinhandel zette de verschuiving van bediening naar zelfbediening zich voort. Verder ziet men een voortgaande branchevervaging, die vraagt om herziening van de vestigingswet; daaraan wordt overigens gewerkt. Over de winkelsluitingswet is het afgelopen jaar eveneens uitvoerig gediscussieerd. De ontwikkeling in vrijwel alle sectoren van het midden- en kleinbedrijf wordt beheerst door de toeneming van de bedrijfsomvang, enerzijds voortvloeiend uit de stijging van de welvaart en anderzijds uit de noodzakelijke aanpassing aan de technische ontwikkeling. Daarnaast dwingen kostenstijgingen tot een meer gerationaliseerde bedrijfsvoering, die meestal slechts te bereiken is indien tevens de bedrijfsomvang wordt vergroot. Woningbouw De hoogte van de rentestand was er in de jaren 1965 tot en met 1967 de oorzaak van, dat de woningbouwactiviteiten in de vrije sector en in de premiesector sterk werden afgeremd. Ter stimulering van de bouw van premiewoningen heeft de overheid per 1 januari 1968 een gunstige subsidieregeling voor premiewoningen in het leven geroepen. Daarbij worden aan de woningen met de laagste kostprijs de hoogste subsidies toegekend. Hierdoor is het voor meer groepen van de bevolking mogelijk geworden om een eigen huis te bouwen. Er zijn in het verslagjaar 122 700 nieuwe woningen gereed gekomen. Dit is minder dan in het voorgaande jaar. De daling moet worden geweten aan de minder gunstige weersomstandigheden; tevens is zij nog een gevolg van het geringe aantal in 1966 en begin 1967 in aanbouw genomen woningen. In 1968 is de activiteit sterk toegenomen; aan het einde van het jaar was het recordaantal van 155 000 woningen in aanbouw. De bouwsom per woning is aanzienlijk gestegen. Ook is de bouwtijd langer geworden. Dit is te verklaren uit een verschuiving van de bouw van woningwetwoningen naar de meer arbeidsintensieve premiewoningen. 14 Uitzettingen De boerenleenbanken verstrekten in het afgelopen jaar nieuwe vaste voorschotten tot een bedrag van f 973 (598) miljoen. De aflossingen op uitstaande voorschotten beliepen in het verslagjaar f 401 (316) miljoen. De toeneming van de uitstaande voorschotten, waaronder ook begrepen zijn de persoonlijke leningen, beliep in het verslagjaar f 572 (282) miljoen of 25 (14) procent van de beginstand. In bedragen is deze toeneming meer dan tweemaal zo groot als die van 1967. Het Borgstellingsfonds voor de Land bouw verklaarde zich in 1968 garant voor nieuwe leningen tot een totaalbedrag van f 63 (64) miljoen. Hiervan werd f 34 (35) miljoen door onze boerenleenbanken verstrekt, zoals blijkt uit tabel 14 op pagina 80. Dat de uitstaande kredieten in rekening-courant dit jaar minder sterk zijn gestegen dan in voorgaande jaren kan een gevolg zijn van consolidatie van korte kredieten. Ook de voor de gemengde landbouwbedrijven in het algemeen gunstige ontwikkeling in 1968 heeft hier een rol gespeeld. Daartegenover is het korte krediet aan middenstanders meer toegenomen dan in voorgaande jaren. De uitstaande korte kredieten stegen in totaal met f 34 (51) miljoen of 11 (21) procent van de beginstand. De effecten portefeuille van de boerenleenbanken onderging met f 56 (15) miljoen een belangrijke uitbreiding. De beschreven ontwikkelingen betekenden uiteindelijk een toeneming van de eigen uitzettingen met f 662 (348) miljoen, tot bijna f 3,4 (2,7) miljard. Grafiek 1 Door boerenleenbanken verstrekte voorschotten en ontvangen aflossingen (in miljoenen guldens) m Verstrekkingen i Aflossingen 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 Spaargelden De aangesloten boerenleenbanken boekten in het verslagjaar een inlegoverschot op spaarrekeningen van f 343 (365) miljoen. Per balansdatum werd daaraan nog f 161 (138) miljoen aan bijgeschreven rente toegevoegd, waardoor het totale tegoed op spaarrekeningen steeg met f 504 (503) miljoen tot f 4469 (3965) miljoen. Dit is 18,5 (18,1) procent van het totale inleggerstegoed bij de traditionele spaarinstellingen in ons land. 15

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1968 | | pagina 16