uitgebracht aan het bestuur van het Landbouwschap en aan de bestuursorganen van de twee centrale landbouwkredietinstellingen, bevat enige suggesties ten aanzien van de toekomstige financiering van landbouwgronden. De commissie die dit rapport heeft opgesteld is tot de conclusie gekomen dat stappen in de richting van een oplossing alleen mogelijk zouden zijn in het kader van nieuwe financieringsvormen of onder nemingsvormen, waarbij zij onder meer denkt aan een op te richten grondbank. Deze suggestie wordt voorafgegaan door een indringende analyse van het probleem. Het rapport is eerst zeer onlangs aangeboden en de ingewikkeldheid van de materie maakt een diepgaande bestudering noodzakelijk. Wij zijn van mening dat met de financiële positie van het agrarische bedrijf, evenals trouwens van het midden- en kleinbedrijf als zodanig, ook in de belastingwetgeving rekening zou moeten worden gehouden. Het stemt ons tot voldoening dat de staats secretaris van Financiën inmiddels een adviescommissie heeft ingesteld voor de bestudering van de belastingheffing van zelfstandigen in vergelijking met die van loontrekkenden. Ook aan nieuwe samenwerkingsvormen en rechtsvormen waarin het toekomstige landbouwbedrijf gevoerd zou kunnen worden, zal aandacht moeten worden gegeven, evenals aan de fiscale positie van ondernemingen die in deze vormen zouden worden opgezet. De saneringsregeling in het kader van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds heeft in de eerste fase bevredigend gewerkt. Met ingang van 1968 is evenwel een veel minder gunstige beëindigingsregeling in werking getreden, hetgeen mede heeft geleid tot een sterke vermindering van het aantal aanvragen voor bedrijfsbeëindiging. Het jaar 1968 is voor de meeste sectoren van de land- en tuinbouw een vrij redelijk jaar geweest. De akkerbouw, de fruitteelt en de bollenteelt maken hierop echter een uitzondering. Vooral de akkerbouw had ernstig te lijden van de abnormaal slechte weersomstandig heden, waardoor de kwaliteit van de granen te wensen overliet en vooral aardappelen en bieten in bepaalde gebieden moeilijk gerooid konden worden. De produktie van vrijwel alle graansoorten was in 1968 kleiner dan in 1967, maar normaal in vergelijking met de tienjaarlijkse gemiddelden. De prijzen van voedergranen hebben voor het prijsjaar 1968-1969 enige verhogingen ondergaan. Het jaar 1968 was voor de suikerbietenteelt een jaar van records. Voor het eerst werden in Nederland meer dan honderdduizend hectaren suikerbieten verbouwd. De kilo gramopbrengst was zeer hoog. Hoewel het suikergehalte van de bieten laag was moet toch weer een groot deel van de suikerproduktie op de wereldmarkt tegen lage prijzen worden afgezet. De record-aardappeloogst van 1967 moest niettegenstaande de grote export tegen zeer lage prijzen worden afgezet. Duidelijk is uit de gang van zaken gebleken dat er behoefte bestaat aan een meer gecentraliseerd afzetapparaat, waarvan stellig voor delen voor de telers te verwachten zouden zijn. De oogst van consumptie-aardappelen was in 1968 beduidend lager; daardoor zijn de prijzen voor kwaliteitsaardappelen niet onbevredigend, te meer daar de export van aardappelen van de oogst 1968 in december reeds boven die van het vorige jaar lag. De produktie van fabrieksaardappelen lag aanzienlijk hoger dan in 1967. De melkveehouderij heeft een bewogen jaar achter de rug. De verder gestegen melkproduktie resulteerde vooral het afgelopen jaar in toenemende boteroverschotten. Onder andere daardoor was het bijzonder moeilijk om een nieuwe gemeenschappelijke zuivelregeling tot stand te brengen. Het was mede onder invloed daarvan dat de overgangstijd voor de zuivel- en rundvleessector met enkele maanden moest worden verlengd. Gedurende deze maanden daalden de door de zuivelfabrieken betaalde prijzen voor de melk. Toen de gemeenschappelijke regeling eind juli in werking trad, trokken de prijzen echter snel aan. Het prijsniveau van het rundvlees heeft zich in de afgelopen jaren gunstig ontwikkeld, mede dank zij het EEG-beleid. De varkenshouderij is vooral in de tweede helft van 1968 gaan profiteren van de gemeenschappelijke varkensmarkt, nadat de laatste handelsbelemmeringen waren opgeheven. De produktie bewoog zich op recordniveau; ongeveer 43 procent daarvan werd uitgevoerd. Een belangrijk deel van deze export kwam voor rekening van de vleesconservenindustrie. Ondanks de sterke uitbreiding van de produktie konden voor de varkens goede prijzen worden gemaakt. Na vijf slechte jaren schijnen voor de legsector betere tijden te zijn aangebroken. In 1968 steeg de eierproduktie met 6 procent, terwijl de export met 31 procent toenam. In de slachtsector stegen zowel de produktie als de export; vooral in West-Duitsland, waar de helft van de pluimveeconsumptie van Nederlandse herkomst is, is het Neder landse produkt gewild. De export van groenten heeft zich verder ontwikkeld. Met name de gunstige export mogelijkheden voor sla hebben hiertoe bijgedragen. De betere prijzen voor komkom mers, sla en tomaten zijn mogelijk geworden door een iets verminderde buitenlandse concurrentie maar vooral door het uitblijven van topoogsten. De niet ongunstige resultaten hebben echter nog geen fundamentele verandering kunnen brengen in de rentabiliteitspositie van de tuinbouw; in de glastuinbouw waren de resultaten over het algemeen beter; vele vollegrondsbedrijven bleven echter in een zorgelijke positie verkeren. De fruitsector heeft in 1968 toenemende hinder ondervonden van overproduktie in de EEG. In het bijzonder heeft de overstelpend grote perenoogst tot prijsbederf geleid. Veel fruittelers zijn daardoor in financiële moeilijkheden gekomen. Naar verwachting zal in de komende jaren de produktie nog toenemen. In de sierteelt is de export in 1968 weinig hoger geweest dan in 1967. Vooral de export van bloembollen is achtergebleven, hetgeen zijn stempel heeft gedrukt op de bedrijfs resultaten van de bollentelers. Snijbloemen werden daarentegen aanzienlijk meer uitgevoerd, terwijl de boomkwekerij zich goed heeft gehandhaafd. Ook in de bloem bollensector is het streven naar een meer gecentraliseerde afzet van vitale betekenis. Midden- en In de eerste zes maanden van 1968 is de omzetgroei voor de meeste branches in het kleinbedrijf midden- en kleinbedrijf niet veel hoger geweest dan in de overeenkomstige maanden van 1967. Hierbij moet worden opgemerkt dat de omzetgroei mede tot stand is gekomen door prijsstijgingen. In de maanden juli en augustus tekende zich voor enkele branches een opmerkelijke omzetstijging af, met name voor de boekhandel, de kantoorboekhandel, de woningtextiel- en meubelsector, de schoenhandel en de banketbakkerij. In augustus boekte de textielbranche, met uitzondering van de kledingstoffenwinkels, goede resultaten. 12 13

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1968 | | pagina 15