Om het beloop van de aanschaf van duurzame consumptiegoederen te beoordelen,
moet men uitgaan van een vergelijking tussen 1967 en de gemiddelde cijfers van 1965
en 1966, omdat de aankondiging van verhoogde omzetbelastingtarieven met ingang
van 1966 een verschuiving in de aankopen van 1966 naar 1965 heeft veroorzaakt, en
deze twee jaren dus geen van beide een goede vergelijkingsbasis bieden. Maakt men
deze vergelijking met de twee voorgaande jaren, dan blijkt dat de aankopen van duur
zame consumptiegoederen in 1967 met 10 procent stegen, terwijl de totale consump
tieve uitgaven stegen met 13 procent ten opzichte van het gemiddelde van 1965 en 1966.
Deze ontwikkeling vertoont enige overeenkomst met de periode 1957/'58, toen ons
land eveneens met een conjuncturele inzinking te maken had, terwijl de spaartegoeden
ook toen een krachtige toeneming vertoonden.
Daarnaast hebben de boerenleenbanken, evenals de handelsbanken, hun aantrek
kingskracht als spaarinstelling vergroot door hogere rentetarieven in te voeren. In het
begin van het jaar hebben onze boerenleenbanken twee nieuwe hoogrentende spaar-
vormen ingevoerd, de ene met een termijn van anderhalf jaar vast en 5% procent
rente, de andere met een termijn van twee jaar vast en een rente van 6 procent. Deze
tarieven lagen in 1967 gunstig ten opzichte van de rendementen op staatsobligaties,
die gedurende het grootste deel van het jaar weinig boven 6 procent hebben gelegen
en in enkele maanden zelfs daar beneden kwamen.
Grafiek 9
Verdeling van de
spaartegoeden bij de
boerenleenbanken
In miljoenen guldens
Totaal
Direct opvraagbaar
Op termijn
Gepremieerd
De tweejaarsdeposito's hebben een veel sterkere aantrekkingskracht uitgeoefend dan
de deposito's voor anderhalf jaar. Mede op grond van de ervaringen met hoogrentende
spaarrekeningen in het verleden hebben wij de stellige indruk, dat een aantal spaarders
eenvoudig de spaarvorm met de hoogste rente kiest. Dit geldt vooral voor hen die
sparen op lange termijn. Onze conclusie is, dat de nieuwe spaarrekeningen op de
kapitaalmarkt met succes geconcurreerd hebben met de obligaties en dat een deel van
de krachtige spaaraanwas daaruit te verklaren is.
68
Ook de direct opvraagbare tegoeden hebben weer een toeneming vertoond, in
tegenstelling tot het voorgaande jaar. Deze toeneming is in mei begonnen. Ver
moedelijk komt de terughoudendheid van het kopend publiek vooral daarin tot uiting.
De overige beleggingsvormen die onze organisatie te bieden heeft, met name
deposito's op vaste termijn buiten de stichting spaarbank, boerenleenbankdeposito-
brieven en pandbrieven van de Boeren-Hypotheekbank, hebben in totaal genomen
slechts een lichte stijging te zien gegeven. Het ligt voor de hand de verklaring daarvan
voornamelijk te zoeken bij de introductie van de deposito's met vaste termijn in de
stichting spaarbank van de boerenleenbanken.
Al deze door of via de boerenleenbanken opgenomen gelden met spaarkarakter
leverden in 1967 per saldo f 504 miljoen op, met inbegrip van bijgeschreven rente.
In het voorgaande jaar was het overeenkomstige bedrag f 387 miljoen. In percentages
van de beginstand uitgedrukt beliep de toeneming van de middelen met spaarkarakter
14 procent in 1967, te vergelijken met een toeneming van 12 procent in 1966. Een groot
gedeelte van de aan onze organisatie toevertrouwde spaargelden is afkomstig uit
steden en uit plaatsen met een sterk verstedelijkt karakter. In het afgelopen jaar was
dat 62 procent, waarvan 24 procent uit steden en de overige 38 procent uit plaatsen die
als verstedelijkt platteland worden aangeduid. Bij deze indeling hebben wij in grote
lijnen de classificatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek gevolgd, met enige
correcties die nodig waren in gevallen dat het werkgebied van een boerenleenbank
niet samenvalt met een gemeente.
Overige middelen Tot de toevertrouwde gelden waaraan geen spaarkarakter kan worden toegekend
behoren de deposito's en leningen die worden opgenomen door onze centrale
instellingen. Het bedrag daarvan wordt sterk beïnvloed door toevallige factoren, zoals
blijkt uit het beloop in de laatste jaren: in 1967 een daling met f 96 miljoen, in 1966 een
stijging met f 40 miljoen, en in 1965 een daling met f 41 miljoen.
De tegoeden in rekening-courant en andere toevertrouwde gelden die in de geconsoli
deerde balans onder crediteuren zijn opgenomen, stegen in het verslagjaar met f 66
miljoen, tegen f 32 miljoen in het voorgaande jaar. De resterende stijging van de
crediteuren houdt verband met een toeneming van voorzieningen en transitorische
posten.
TUINBOUWFINANCIERING
De animo om te investeren is in de tuinbouw, met name in de sector van de groente
teelt, aanzienlijk verminderd na de sterke expansie die haar hoogtepunt vond in het
jaar 1964. Enige cijfers kunnen dit illustreren. In het jaar 1963 lagen de investeringen
en in verband daarmee de financieringen al op een vrij hoog niveau. Zij hadden
echter nog niet de sterke impuls van de in datzelfde jaar geboekte hoge winsten
ondervonden. In dat jaar verstrekten onze boerenleenbanken en de Boeren-Hypotheek
bank samen nieuwe leningen aan tuinders voor een bedrag van f 80 miljoen. In het
jaar 1964 vertoonde de vraag van tuinders naar financieringsmiddelen een toeneming,
die welhaast explosief genoemd mag worden. In dat jaar sprong het cijfer van de
nieuwe leningen aan tuinders omhoog tot f 140 miljoen, een bedrag dat de helft
uitmaakte van alle nieuwe verstrekkingen aan de agrarische sector in zijn geheel. In de
jaren daarna werd telkens een lager bedrag aan nieuwe voorschotten verstrekt: in 1965
was het f 121 miljoen, in 1966 rond f 100 miljoen en in het afgelopen jaar f 83 miljoen.
69