Het bedrijfsleven nam in totaal in het verslagjaar leningen op tot een bedrag van f 463 miljoen, hetgeen 64 procent van alle nieuwe verstrekkingen uitmaakt. De resterende Tabel 10 Voorschotverlening in 1967 naar bestemming Bedragen in miljoenen guldens Bedrijfs- Wo- Schuld- Di- Totaal Pro- doel- ningen aflossing versen' cent einden Landbouw 134 16 16 30 196 27 Tuinbouw 53 10 5 15 83 12 Agrarische rechtspersonen 15 0 3 18 2 Agrarische sector 202 26 21 48 297 41 Niet-agrarische bedrijven 104 40 8 14 166 23 Totaal bedrijven 306 66 29 62 463 64 Overige groepen 20 193 10 34 257 36 Totaal 326 259 39 96 720 100 Procent 45 36 6 13 100 'Grotendeels combinaties van de genoemde doeleinden 36 procent waren hoofdzakelijk bestemd voor de financiering van het eigen-woningbezit van werknemers. Het bedrag daarvan beliep f 193 miljoen. Tellen wij daarbij de woningfinanciering ten behoeve van zelfstandigen, dan blijkt dat in 1967 een bedrag van f 259 miljoen werd bestemd voor woningfinanciering. In 1966 was het vergelijkbare bedrag f 196 miljoen. In het geheel van de nieuwe verstrekkingen steeg de woningfinanciering daarmee van 33 procent in 1966 tot 36 procent in 1967. De aflossingen namen naar verhouding in even sterke mate toe als de verstrekkingen van nieuwe leningen. Er kwam in het verslagjaar voor f 370 miljoen aan aflossingen binnen, te vergelijken met f 312 miljoen in het voorgaande jaar. Bij de plaatselijke banken beliepen de aflossingen in het verslagjaar 16 procent van de aan het begin van het jaar uitstaande voorschotten, tegen 15,6 procent in 1966. De stijging van het aflossingspercentage is een gevolg van de invoering medio 1967 van halfjaarlijkse aflossingen bij onze boerenleenbanken. Tengevolge daarvan was het aflossings percentage in 1967 naar globale schatting 1,5 procent hoger dan het zonder deze maatregel geweest zou zijn. Dit effect zal zich in de volgende jaren niet herhalen. Houden wij rekening met deze incidentele verhoging van de aflossingen in 1967, dan blijkt dat de normale aflossingen lager zijn geweest dan in de voorgaande jaren. Een verband met de moeilijke financiële positie waarin een aantal land- en tuinbouw bedrijven in 1967 zijn komen te verkeren, is hier zonder twijfel aanwezig. De nieuwe verstrekkingen ad f 720 miljoen, verminderd met de ontvangen aflossingen ad f 370 miljoen, leidden tot een toeneming van de uitstaande voorschotten met f 350 miljoen. Dit bedrag is tengevolge van de beschreven ontwikkelingen 20 procent hoger dan in het voorafgaande jaar, toen het f 290 miljoen bedroeg. In vergelijking met de 66 toeneming van f 343 miljoen in 1965 is het echter maar weinig hoger en het blijft zelfs aanzienlijk achter bij de zeer krachtige groei van de vaste uitleningen ad f 390 miljoen, die zich in 1964 voordeed. Kredieten in Het krediet in rekening-courant vertoonde een sterke toeneming in de loop van het rekening-courant verslagjaar. Aan het einde van het jaar bedroeg het f 471 miljoen, hetgeen 35 procent hoger is dan de stand van f 348 miljoen ultimo 1966. Vooral de rekening-courant- kredieten van de centrale bank trokken sterk aan als gevolg van een vergroot beroep van coöperatieve instellingen. Van het door de centrale bank verstrekte rekening- courantkrediet is in het begin van het lopende jaar een gedeelte geconsolideerd in de vorm van vaste leningen. De genoemde uitbreiding van het rekening-courantkrediet ad f 123 miljoen was ongeveer gelijkelijk verdeeld over de aangesloten banken en de centrale bank. Er bestaat daartussen een nauwe samenhang. De stijging heeft voornamelijk betrekking op de sterke toeneming van de varkensmesterij op de gemengde bedrijven; per bedrijf breidt de varkenshouderij zich uit. Voor de financiering van de aankoop van de biggen en het voer worden speciale financieringsregelingen toegepast in samenwerking met de coöperatieve aan- en verkoopverenigingen en de coöperatieve slachterijen. MIDDELEN Spaarmiddelen Een hernieuwde stijging van de spaarmiddelen, die in november 1966 een aanvang nam, heeft zich in het verslagjaar in versterkte mate voortgezet. In elke maand was het spaaroverschot hoger dan in de overeenkomstige maand van het voorgaande jaar. Grafiek 8 Spaarontwikkeling per maand bij de boerenleenbanken In miljoenen guldens Maandcijfers Gecumuleerd vanaf het begin van het jaar Gecumuleerd overtwaalf maanden 400 300 200 100 1966 1967 Er zijn twee belangrijke factoren te noemen, die aan de ruime spaaraanwas ten grondslag hebben gelegen: de terughoudendheid van de consumenten bij de aankoop van duurzame verbruiksgoederen en de aantrekkelijker rendementen op spaartegoeden. 67

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1967 | | pagina 41