Aangesloten banken
Tijdens opeenvolgende besprekingen werd
de maximaal toelaatbare expansie van het
kortlopende bankkrediet voor het jaar in zijn
geheel vastgesteld op 8 procent, hetgeen
weinig was in vergelijking met de toege
laten stijging van 11 procent in het voor
afgaande jaar, en eveneens weinig ten op
zichte van de structurele stijging van het
kortlopende krediet, die in onze organisatie
op rond 12 procent gesteld zou kunnen wor
den. De banken wisten de kredietstijging
geleidelijk sterker af te remmen. De over
schrijding van de kredietgrenzen, waarmee
zij het jaar ingingen, werd gestadig kleiner.
Dit was alleen mogelijk doordat de vraag
naar krediet, mede door de hoge rente,
minder sterk steeg dan zou overeenkomen
met de structurele expansie.
In het overleg inzake de langlopende lenin
gen van de geldscheppende instellingen
hield de Nederlandsche Bank vast aan de
uitgangspunten die zij in het voorgaande
jaar had geïntroduceerd, en die voorname
lijk inhielden dat de langlopende uitzettin
gen niet méér zouden mogen stijgen dan de
langlopende middelen, waarvan de spaar
tegoeden het grootste deel uitmaken. Om
aan de wens van de Nederlandsche Bank
op dit punt te kunnen voldoen hebben wij in
onze organisatie beperkingen toegepast
met betrekking tot de verstrekking van nieu
we leningen op lange termijn. Het effect
daarvan kon zich echter eerst na enige tijd
doen gevoelen.
Uitzicht
Het jaar 1967 biedt een geheel ander uitzicht
dan 1966. In ons vorig jaarverslag spraken
wij de mening uit dat de vicieuze cirkel van
stijgende lonen en prijzen met uitsluitend
monetaire maatregelen niet zou kunnen
worden doorbroken en dat maatregelen tot
beperking van het bankkrediet in de gege
ven omstandigheden een bron van nieuwe
onevenwichtigheden dreigden te worden.
Helaas is deze uitspraak bewaarheid. De
onevenwichtigheid uit zich nu in werkloos
heid en overcapaciteit. Gelukkig is de rege
ring door te elfder ure genomen fiscale
maatregelen in staat tot een actief beleid
ter stimulering van de werkgelegenheid, de
produktie en de investeringen. Toch wekt
het tempo waarin de veranderingen zich
hebben voorgedaan bezorgdheid. Uit het
verloop dat de economie van ons land te
zien heeft gegeven, is eens te meer geble
ken dat een evenwichtige groei alleen be
reikbaar is bij een gezonde financiering van
de overheid en bij een loonstijging die de
verhoging van de arbeidsproduktiviteit niet
te boven gaat. Alleen daardoor kan worden
bereikt, dat de stijging van het prijsniveau
beperkt blijft tot hetgeen onvermijdelijk is
in verband met inflatie in het buitenland en
met de achterblijvende produktiviteitsstij-
ging in de sector van de dienstverlening. En
alleen als dat bereikt wordt, zal ook voorko
men kunnen worden dat de kleine en mid
delgrote bedrijven, die voor hun financiering
geheel op bankkrediet zijn aangewezen,
meer dan de grote ondernemingen de dupe
worden van de kapitaalschaarste.
Landbouw
In de akkerbouw ontwikkelt de rentabiliteit
zich de laatste jaren weinig bevredigend,
met name in het noorden des lands. Aange
zien de prijsverhogingen niet veel soelaas
konden bieden had de akkerbouw belang
bij een grote produktie. Door de weersge
steldheid bleef de graanopbrengst echter
over het geheel gezien beneden die van het
voorgaande jaar.
Het areaal knol- en wortelgewassen werd in
het verslagjaar iets uitgebreid. Vooral con
sumptie-aardappelen werden meer ver
bouwd. Daar bovendien de opbrengsten per
hectare hoog waren en er een redelijke
vraag naar dit produkt bestond, konden de
telers behoorlijke prijzen maken. Liep het
areaal voederbieten, vlas en peulvruchten
sterk terug, de oppervlakte suikerbieten
bleef vrijwel constant.
In de zuivelsector leidden een grotere pro
duktie per dier en een uitbreiding van de
veestapel tot een stijging van de melkpro-
duktie. De richtprijs werd verhoogd met 1,5
cent per kilogram melk. De zuivelexport
bleef op peil. De afzet van boter gaf een be
vredigend verloop te zien.
Een minder goed verloop toont de afzet van
kaas, een produkt dat mede door de vergro
te produktie moeilijk in voldoende mate in
het binnenland kon worden afgezet. De ex
port bleef ongeveer gelijk aan die van 1965.
De voorraden werden groter. De condens-
melkproduktie daalde met zes procent. Ook
voor dit produkt wordt de export moeilijker.
De afzet van consumptiemelk verloopt on
geveer overeenkomstig de bevolkingsgroei.
In de eerste maanden bleven de grenzen als
gevolg van het mond- en klauwzeer geslo
ten voor de export van vee en vlees. Alleen
voor varkens bood de vleeswaren- en con-
servenindustrie uitzicht. In het tweede half
jaar kon kalfsvlees in flinke omvang worden
geëxporteerd tegen goede prijzen. Dit gold
eveneens voor de varkenssector. Ook de
prijzen van slachtvee kwamen gemiddeld
boven die van 1965, ondanks de in omvang
gestegen rundveestapel.
Boven de pluimveehouderij hangen nog
steeds donkere wolken. Niettegenstaande
de aanzienlijke export is de rentabiliteits-
ontwikkeling in deze sector onbevredigend.
De prijzen van eieren lagen in 1966 weer la
ger dan in 1965. Het is geen wonder dat het
aantal legkippen opnieuw verminderde. In
de laatste maanden daalden ook de prijzen
van slachtkippen, vermoedelijk als gevolg
van de sterke uitbreiding van de produktie.
Voor de meeste groenten- en fruitsoorten
konden maandenlang slechts matige tot
slechte prijzen worden gehaald, onder meer
voor stooktomaten en komkommers. De
sierteelt noteert de laatste jaren betere be-
drijfsuitkomsten dan de groenteteelt. De ex
port van sierteeltprodukten verloopt vrij
goed, al zijn de uitvoermogelijkheden voor
bloembollen weer beneden de verwachtin
gen gebleven.
In het nu volgende geven wij een korte be
schrijving van de ontwikkeling bij de plaat
selijke banken. In een samenvattend over
zicht aan het einde van dit verslag gaan wij
nader in op het beloop van de middelen en
uitzettingen in het geheel van onze organi
satie.
Uitzettingen
De boerenleenbanken verstrekten vaste
voorschotten tot een bedrag van 497 (525)
miljoen; de aflossingen beliepen 274 (259)
miljoen. De uitstaande voorschotten stegen
daardoor met 223 (265) miljoen en bereik
ten per eind december het bedrag van
1980 (1757) miljoen. Hieronder zijn ook
begrepen leningen aan de lagere overheid,
woningvoorschotten die verstrekt zijn onder
garantie van gemeenten, en leningen die ge
garandeerd zijn door het Borgstellingsfonds
voor de Landbouw.
In het verslagjaar heeft het Borgstellings
fonds voor de Landbouw 68 (54) miljoen
aan nieuwe garanties verstrekt, waarvan
34 (25) miljoen aan cliënten van onze or
ganisatie. De door het Ontwikkelings- en
Saneringsfonds getroffen regelingen voor
de premiëring van investeringen in land- en
tuinbouw hebben de kredietvraag bij onze
boerenleenbanken in deze sector sterk ge
stimuleerd.
De kredieten in rekening-courant stegen in
de loop van het verslagjaar met f 41 (6) mil
joen tot 246 (205) miljoen. Vooral in de
laatste maanden van het jaar liep het uit
staande bedrag omhoog. Nieuwe kredieten
werden voornamelijk geopend ten behoeve
van de agrarische sector. Ondanks een in
de loop van het verslagjaar tot stand geko
men uitbreiding van de kredietfaciliteiten
voor middenstandsbedrijven werden er in