Economische ontwikkeling
Internationaal
Het jaar 1966 bleef gekenmerkt door voort
gezette politieke spanningen. Op econo
misch terrein had dit onder meer tot gevolg
dat de Amerikaanse conjunctuur zich in op
waartse richting bleef bewegen. De militai
re inspanning van dat land en zijn eveneens
door politieke oogmerken ingegeven ruim
tevaartprogramma houden daar een onon
derbroken opgang in stand. Deze leidt tot
zeer hoge stijgingspercentages van de pro-
duktie, niettegenstaande tegenslagen in en
kele bedrijfstakken, zoals in 1966 in de auto
industrie. De opwaartse tendentie in de
Amerikaanse economie schept gunstige ex
portkansen voor West-Europa. Ook de be
perkingen in de kapitaaluitvoer van de Ver
enigde Staten zijn van bijzondere invloed
geweest op de economie van West-Europa.
De stijging van de rentevoet is mede daar
door bevorderd.
In de Europese Economische Gemeenschap
is de expansie over het geheel genomen be
vredigend geweest. Enige bedrijfstakken,
zoals de kolenmijnen en de staalindus
trie en in sommige landen ook de textielin
dustrie en de schoenfabricage, vormden een
uitzondering. In al deze gevallen is sprake
van structurele moeilijkheden.
Alleen Frankrijk en Italië gaven een snellere
toeneming van de produktie te zien dan in
het voorafgaande jaar. Daarentegen deed
zich in Duitsland, België en Nederland een
conjunctuuromslag voor; in die landen werd
het expansietempo vertraagd. De oorzaken
van die omslag lagen in alle drie de landen
in de voorafgaande overmatige bestedings-
drang van gezinnen, bedrijven en overheid.
Spanningen op de arbeidsmarkt en op de
kapitaalmarkt veroorzaakten tenslotte een
keer in de ontwikkeling: de wal keerde het
schip. Dat het zover moest komen is mede
te wijten aan de gedragslijn van de overheid
in deze landen, die de overspanning niet vol
doende bestreed door middel van matiging
van haar uitgaven en opvoering van haar
middelen, maar hoofdzakelijk met monetaire
maatregelen, onder meer beperking van het
bankkrediet.
Binnenland
Overspanning
Gedurende het grootste deel van het jaar
bleef er in ons land een tekort aan arbeids
krachten bestaan. Gemiddeld waren ervoor
elke werkzoekende die zich liet inschrijven
bij een arbeidsbureau, drie openstaande
aanvragen van werkgevers. Deze situatie
was overigens niet nieuw; zij bestond ook
al in 1965 en was in de twee daaraan vooraf
gaande jaren niet veel anders. In het ver
slagjaar bereikte het aantal werkzoekenden
echter een zo laag punt als in de historie van
de arbeidsbureaus nog niet was voorgeko
men. De lonen stegen voor het derde ach
tereenvolgende jaar aanzienlijk meer dan de
stijging van de arbeidsproduktiviteit recht
vaardigde. Becijferd wordt dat de loonsom
per werknemer, inclusief sociale lasten, met
ruim tien procent gestegen is, tegenover
een stijging van de arbeidsproduktiviteit met
vier procent. Het kon niet anders of een
groot deel van de loonkostenstijging moest
in de prijzen worden doorberekend. Een an
der deel ging ten koste van de in vorige ja
ren toch al gedaalde winstmarges.
De toeneming van de spanningen op de ar
beidsmarkt ging gepaard met een voort
gaande verslechtering van de betalingsba
lans. Het tekort op de lopende rekening van
de betalingsbalans bedroeg 640 miljoen gul
den. Het betalingstekort ten opzichte van
het buitenland weerspiegelde de overbeste-
ding, die in alle sectoren van de binnen
landse economie optrad. De particuliere
consumptie steeg althans aanvankelijk zeer
sterk in verband met de loonsverhogingen.
De investeringen van bedrijven bleven stij
gen, zij het dat het tempo ook daarbij in de
loop van het jaar begon te verzwakken. De
overheidsuitgaven, vooral met betrekking
tot salarissen en investeringen bleven even
eens toenemen.
Het tekort op de betalingsbalans deed fi
nanciële middelen wegstromen naar het bui
tenland. De banken werden gedwongen hun
krediet binnen voorgeschreven perken te
houden. Het hoge niveau van de binnenland
se bestedingen vroeg echter om steeds
meer financieringsmiddelen. Daarbij kwam
dat de invoer van Amerikaans kapitaal, zo
als reeds gememoreerd, meer en meer ver
minderde en dat ook in de ons omringende
landen zich een kapitaalschaarstevoordeed.
Het gevolg was dat de rentevoet in Neder
land steeg tot een peil dat sinds de jaren
twintig niet meer was voorgekomen en dat
nooit eerder zo lang is blijven bestaan. Van
mei tot december bewoog het rendement
van prima obligaties zich rond zeven pro
cent. Nooit tevoren had de staat der Neder
landen een zevenprocents obligatielening
uitgeschreven. Het financieringsprobleem
werd voor een aantal bedrijven steeds nij
pender, niet alleen vanwege de hoge rente,
maar ook vanwege de beperkingen waaraan
de banken gebonden waren. Terwijl de ban
ken verhinderd werden inflatie te bedrijven,
deed echter de overheid, de lagere over
heidslichamen daaronder begrepen, een
groot beroep op inflatoire financiering om
dat de kapitaalmarkt onvoldoende middelen
te bieden had in vergelijking met de grote
dekkingsbehoeften van rijk en gemeenten.
Ware dit niet gebeurd, dan zou er wellicht
een financiële crisis zijn uitgebroken.
Kentering
In de gegeven omstandigheden leidden de
spanningen tot een omslag. Naarmate het
jaar vorderde merkten steeds meer bedrij
ven, onder meer in de sector van duurzame
verbruiksgoederen, dat de kooplust begon
te tanen. Men moet daarbij bedenken dat de
loonsverhogingen grotendeels in het begin
van het jaar tot stand waren gekomen en
dat de consumenten voorzichtiger werden
toen de ernst van de economische situatie
tot hen doordrong. Vrees voor moeilijke tij
den werkt terughoudendheid in de hand. In
sommige bedrijfstakken waren de kosten zo
hoog opgelopen dat de rentabiliteit in het
geding kwam, daar verdere prijsverhogin
gen de afzet in gevaar dreigden te brengen.
Niet weinig ondernemers zagen zich ge
noopt hun investeringsplannen op te schor
ten of althans de uitvoering daarvan tot het
technisch noodzakelijke te beperken. Ver
schillende bedrijven werden gesloten en an
dere krompen de produktie in. Op de wo
ningmarkt trad een malaise in, doordat de
hoge rente voor velen een onoverkomelijk
obstakel werd voor de verwerving van een
eigen woning. In de bouwvakken was de te
rugslag dan ook het sterkst voelbaar.
Tegen het einde van het jaar werd het dui
delijk dat het economisch tij gekeerd was.
Al in de laatste maanden van het verslag
jaar steeg het aantal werkzoekenden en in
de eerste maanden van 1967 kwam het bo
ven het snel dalende aantal ingeschreven
aanvragen van werkgevers. Het rendement
van obligaties ging een dalende lijn verto
nen. Emissies in de overheidssfeer hebben
die daling bevestigd. De buitensporige over-
tekening op deze emissies kan echter niet
als een reële weergave worden beschouwd
van de vraag- en aanbodverhoudingen op de
kapitaalmarkt. Veeleer is zij een symptoom
van een traditionele, onjuiste emissietech
niek, die grote inschrijvingskantoren de mo
gelijkheid laat om door overdreven majore
ring een bovenmatig aandeel van een uitge
schreven lening te verwerven. Deze gang
van zaken schaadt de belangen van vooral
de kleine beleggers en ook het aanzien van
Nederland als financieel centrum.
Monetaire politiek
De liquiditeitsschepping door de overheid
had tot gevolg dat de binnenlandse liquidi
teitspositie maar weinig achteruit ging. De
Nederlandsche Bank ging onverminderd
voort met haar politiek ter bestrijding van de
inflatie; daarbij gebruikte zij de reeds eerder
tot stand gekomen overeenkomsten met de
handelsbanken en de landbouwkredietban-
ken als instrument. Aan het einde van het
jaar kon geconstateerd worden dat het
bankwezen als geheel niet aan de inflatoire
geldschepping had meegewerkt.