Economische ontwikkeling
Internationaal
Hoewel in internationaal verband ernstige politieke
spanningen bleven voortbestaan deden zich toch in
1965 ook talrijke bemoedigende verschijnselen voor.
De ontwikkelingshulp, waartoe de westelijke wereld
bereid blijkt, blijft zich bewegen in stijgende lijn. Ver
heugend zijn daarnaast de pogingen om te komen tot
een beter functionerend internationaal monetair bestel.
Van een dergelijke verbetering zou, evenals van het
welslagen van de Kennedy-onderhandelingen, een sti
mulans kunnen uitgaan op de wereldhandel. Zowel de
geïndustrialiseerde als de ontwikkelingslanden zouden
daaruit profijt kunnen trekken.
Leek het in de loop van 1965, dat de stagnatie in het
integratieproces binnen het kader van de Europese
Economische Gemeenschap in deze ontwikkeling een
hinderpaal zou gaan vormen, het nieuwe jaar bracht de
hoop, dat ondanks politieke tegenstellingen de econo
mische integratie kan worden voortgezet. Daarvoor zal
het nodig zijn, dat de zes EEG-landen de solidariteit op
brengen om het eens te worden over fundamentele
vraagstukken zoals het gemeenschappelijke landbouw
beleid en de financiering daarvan alsmede de vervoers-
politiek. Hetzelfde geldt voor de noodzakelijke coördi
natie van het conjunctuurbeleid en van het financieel
overheidsbeleid. Daarbij wordt aan ons land het verwijt
gemaakt te kort te schieten op het stuk van de stabili-
satiepolitiek alsmede bij het bepalen van een standpunt
voor zoveel betreft de harmonisatie van de indirecte
belastingen. De ontwikkeling naar een Europese kapi
taalmarkt en naar grotere monetaire samenhang wordt
daardoor gestagneerd.
Voor de economische integratie van Europa in wijder
verband zou het wenselijk zijn een brug te slaan tussen
de landen van de EEG en van de Europese Vrijhandels
associatie. De vooruitzichten daarop lijken enigszins te
zijn verbeterd.
In de toenemende activiteit, waardoor de economie van
vele landen wordt gekenmerkt, kunnen wij een hoopvol
teken zien voor de economische groei. Deze kan echter
alleen dan ten voordele van allen strekken, indien de al
te sterke kosten- en prijsstijgingen in sommige landen
tot staan kunnen worden gebracht.
Binnenland
Inkomen
Het blijft opvallend dat zelfs na de stormachtige loon
stijging van 15% in 1964, de overspanning op de ar
beidsmarkt is blijven bestaan. Even zag het er naar uit,
dat het keerpunt was gekomen, maar deze ontwikkeling
heeft zich niet doorgezet. De daaraan ten grondslag
liggende factoren waren onder andere de groeiende
afzet, vooral in de tweede helft van het jaar, en de
loonbeweging in het buitenland. In sommige gevallen
konden door een meer efficiënt gebruik van arbeid
kostenstijgingen worden opgevangen.
Al met al bleek ten tijde van het overleg over de lonen
voor 1965, dat de verhoudingen op de arbeidsmarkt
vrijwel gelijk waren aan die van een jaar tevoren. Nieu
we forse aanspraken tot loonsverhoging bleven dan ook
niet uit.
De lonen stegen in 1965 met 11%. De overige inkomens
konden gemiddeld met circa 6% toenemen, hoewel de
loonstijging een druk legde op de ondernemingswin
sten. De stijging daarvan werd mogelijk gemaakt door
een toeneming van de produktie, door binnenlandse
prijsstijgingen en door verbetering van de ruilvoet.
Bestedingen
Met de groeiende spanning op de arbeidsmarkt ging
een verschuiving in de inkomensverdeling gepaard ten
gunste van de werknemers. Daar deze inkomenstrek-
keis van hun inkomen een groter deel consumeren dan
anderen steeg het aandeel van de consumptieve uitga
ven in de nationale bestedingen.
De verlaging van de loon- en inkomstenbelasting en de
uitkering ineens per 1 juli 1965 hebben eveneens bij
gedragen tot een toeneming van de consumptieve be
stedingen, evenals de reacties op de aangekondigde
wijzigingen in de indirecte belastingen.
Wat de investeringen betreft kan wederom een aanzien
lijke uitbreiding van de woningbouw worden geconsta
teerd. Bij de particuliere bedrijven vertoonden de in
vesteringen in bedrijfsuitrusting een lichte daling, waar-
9