AANGESLOTEN BANKEN KREDIETBELEID De grote vraag naar krediet uitte zich in onze organi satie op alle gebieden, zowel in als buiten de landbouw. Het waren vooral de hypothecaire leningen op lange en middellange termijn, die een krachtige vraag onder vonden. Behalve het hoge peil van de investeringen en de schaarste aan geldmiddelen in de nationale econo mie lag ook de betrekkelijk langzame aanpassing van de rentetarieven in onze organisatie aan de toegenomen vraag ten grondslag. Vooral in het tweede kwartaal van het verslagjaar verstrekten de plaatselijke banken zeer veel nieuwe leningen. Nadien begon de verhoging van de rentetarieven haar invloed te doen gevoelen. Niet temin bleef de vraag zo krachtig, dat wij het noodzake lijk achtten haar nog meer te beperken, evenwel zonder afbreuk te doen aan de taak van onze organisatie op het terrein van de financiering van bedrijven in het al gemeen en het landbouwbedrijf in het bijzonder. Het middel tot sterkere afremming werd gevonden in de beperking van de mogelijkheden tot kredietverzekering. Met name werd de verzekering van aanvullende hypo thecaire leningen boven het gebruikelijke percentage van de onderpandswaarde, voor zover niet bestemd voor bedrijfsfinanciering, tot nadere aankondiging ge schorst. VOORSCHOTTEN De renteverhoging en de beperking van de kredietver zekering hebben ertoe meegewerkt dat de vraag naar leningen in de tweede helft van het jaar enigermate verzwakte. Vermoedelijk heeft er ook een externe oor zaak gewerkt, namelijk de afnemende animo voor in vesteringen in dat deel van het bedrijfsleven, waarmee de boerenleenbanken te maken hebben. In de agrari sche sector was dit duidelijk het geval. Ook de ver strekking van leningen aan middenstanders liep terug, maar bleef toch hoger dan in het eerste kwartaal. De woningfinanciering bleef onveranderd hoog. kredietverlening van de plaatselijke banken 1200 in miljoenen guldens kredieten in lopende rekening voorschotten 12 VERSTREKTE VOORSCHOTTEN IN 1964 NAAR BESTEMMING TABEL 1 landbouw tuinbouw in miljoenen guldens bedrijfsgebouwen 57 55 bedrijfsinventaris 19 22 woningen 6 5 combinaties van doeleinden 23 30 overige 20 7 totaal 125 119 procentuele verdeling 23 21 Niettegenstaande deze teruggang var, de nieuwe uitle ningen in de tweede helft van het jaar, bewoog de kre dietbedrijvigheid zich het hele jaar door op hoog ni veau. In vergelijking met het voorgaande jaar was de absolute toeneming het sterkste bij de leningen voor de financiering van de bouw of de aankoop van wo ningen. Bijna even groot was de toeneming van de le ningen voor de financiering van agrarische bedrijven. Ook viel een krachtige stijging te constateren in de aanvragen voor leningen van niet-agrarische bedrijven, voornamelijk behorende tot kleinhandel en ambacht. Het totaal van de door boerenleenbanken nieuw ver strekte vaste voorschotten bereikte het ongekend hoge peil van f 552 miljoen. Van dit bedrag was 244 miljoen bestemd voor de agrarische sector. Daarbij namen akkerbouw en veeteelt enerzijds en tuinbouw ander zijds een ongeveer even grote plaats in. Aan zelfstan digen buiten de agrarische sector werd f 100 miljoen verstrekt. In beide bedragen zijn zowel leningen voor bedrijfsfinanciering als voor woningfinanciering begre pen. De meeste leningen voor woningfinanciering zijn echter verstrekt aan werknemers. In totaal verschaften de plaatselijke banken in 1964 179 miljoen voor de financiering van woningen. Nadere gegevens over de bestemming van de leningen zijn opgenomen in tabel 1 Al deze bedragen liggen veel hoger dan in het voor gaande jaar; in totaal kan men een stijging van 55% in de nieuw verstrekte voorschotten constateren. Dit wil niet zeggen, dat de toeneming in de verschillende middenstand overige totaal procentuele groepen verdeling 38 10 160 29 8 4 53 10 25 143 179 32 21 18 92 17 8 33 68 12 100 208 552 18 38 100 sectoren ook relatief gesproken gelijk was. De vraag naar leningen uit niet-agrarische kringen nam sterker toe dan die van agrariërs. De voorschotverlening buiten de agrarische sector was 68% hoger dan in het voor gaande jaar; binnen de agrarische sector nam zij met 42% toe. Het gevolg daarvan was, dat van de totale voorschotverlening 44% bestemd was voor de agrari sche sector, te vergelijken met 48% in 1963. Men mag aan deze cijfers geen conclusies verbinden met betrek king tot de investeringsbedrijvigheid in de landbouw. In absolute bedragen was de kredietverstrekking aan de landbouw in 1964 beduidend hoger dan het vorig jaar. Dat het procentuele aandeel van de landbouw in het totaal van de kredietverlening terugliep, kan met name worden verklaard uit de verbreding van de klantenkring van de boerenleenbanken, een verschijnsel dat overi gens niet nieuw is. Het aandeel van middenstanders en andere niet-agrarische zelfstandigen in de voorschot- vërlening bleef ongeveer gelijk op 18% van het totaal Daarnaast steeg het aandeel van werknemers van 28% in 1963 tot 30% in 1964 Behalve de nieuwe verstrekkingen lagen ook de aflos singen het gehele jaar door op een hoger peil dan het jaar tevoren. Rond het midden van het verslagjaar ver toonde het beloop van de aflossingen een top, waarin de extra-aflossingen tot uiting komen, die de reactie vormden op de verhoging van de debetrente. Het ge volg daarvan was, dat het relatieve niveau van de af lossingen in het verslagjaar nog iets hoger lag dan in het voorgaande jaar. In totaal ontvingen de boerenleen- 13

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1964 | | pagina 8