reserves, beliep 5,2 miljoen in 1964, te vergelijken
met 4,0 miljoen in 1963.
Met inachtneming van de statutair toegestane winst
uitkeringen kan de reservepositie van de gezamenlijke
boerenleenbanken ultimo 1964 gesteld worden op
52 miljoen.
INTERNE ORGANISATIE
De toenemende activiteiten bij onze boerenleenbanken
stelden hoge eisen aan beheerders, kassiers en verder
personeel. Het aantal personeelsleden steeg van 1770
aan het einde van 1963 tot 1975 aan het einde van het
verslagjaar.
Er werd wederom veel aandacht besteed aan de voor
lichting van de beheerders en de kassiers. Daarvoor
werden speciale cursussen gegeven. Ruim 300 kas
siers behaalden het diploma assurantiebemiddeling.
De aanstelling van voldoende gekwalificeerd personeel
blijft onze voortdurende zorg vragen. Daarin trachten
wij onder meer te voorzien door uitbreiding van ons
eigen opleidingsinstituut, dat enige jaren geleden werd
opgericht. De daarmee bereikte resultaten stemmen
tot tevredenheid.
Ook het bij onze boerenleenbanken geldende systeem
van sociale voorzieningen werd verbeterd. Hierbij
speelde een rol de Commissie Kassiersbelangen,
waarin beheerders en kassiers van boerenleenbanken
paritair vertegenwoordigd zijn. Het in deze commissie
gevoerde overleg leidde tot verbeteringen in de pen
sioenregelingen, de kinderbijslagregeling en andere
voorzieningen ten behoeve van het personeel van de
aangesloten banken.
Ten behoeve van de beheerders werd de mogelijkheid
geopend om deel te nemen in een collectieve onge
vallenverzekering. Hiervan werd vrij algemeen gebruik
gemaakt.
In het verslagjaar konden 33 (vorig jaar 24) plaatselijke
banken een nieuw pand voor de uitoefening van hun
bedrijf betrekken. In enige gevallen betrof dit een ver
bouwd pand; in de meeste gevallen werd een geheel
nieuw gebouw betrokken. Bovendien openden 20 plaat
selijke banken een of meer nieuwe bijkantoren. De
stichting van bijkantoren komt geleidelijk meer naar
voren als een belangrijk onderdeel van de expansie
van de boerenleenbanken. De uitbreiding van de klan
tenkring brengt de noodzaak van een groter net van
vestigingen mee, vooral in de steden, maar ook in de
soms zeer snel groeiende plattelandsgemeenten.
Het aantal in onze organisatie verenigde banken bleef
ongewijzigd 599. Het aantal vestigingen steeg tot 867.
De verdeling van het aantal banken over de provincies
was als volgt.
Noord-Brabant
Limburg
Gelderland
Overijssel
Zuid-Holland
210
Noord-Holland
34
161
Zeeland
13
75
Utrecht
9
49
Drente
7
34
Friesland
7
22
IN 1965 HERDENKEN 31 BOERENLEENBANKEN HET DIAMANTEN EN 10 HET GOUDEN JUBILEUM
OPGERICHT IN 1905
Afferden (Gld)
10 december
Nieuwkuijk
23 februari
Akersloot
12 mei
Oostburg
12 juli
Ammerzoden
4 december
Overschie
6 maart
Amsterdam
31 maart
Panningen
30 april
Bemmel
18 december
Poeldijk
12 oktober
Berg en Terblijt
15 oktober
Rijsbergen
27 december
Blerick
15 oktober
Santpoort
27 november
Breezand
20 april
Schagen
4 mei
Cuyk
25 april
Schimmert
16 oktober
Heeten
19 februari
Sevenum
5 februari
Hernen
21 maart
Stevensweert
19 maart
Heijthuijsen
29 januari
Thorn
4 maart
Het Hout
5 juni
Tilburg
20 oktober
Lottum
10 december
Uitgeest
24 februari
Maastricht
14 februari
Zundert
28 oktober
Neerbosch en Hees
20 maart
OPGERICHT IN 1915
St. Anthonis
7 februari
Gemert
9 december
Dieteren
23 november
Helvoirt
12 april
Druten
30 november
Leeuwen-Beneden
7 februari
Erp
9 juni
Oosterhout (Gld)
12 oktober
Geleen
3 februari
Rotterdam
4 februari