nemingsvorm, welke bij een rationele bedrijfsvoering op basis van rede lijke produktenprijzen voldoende ruimte laat voor een redelijk rendement van het eigen vermogen. Andere oplossingen baten hier niet. Subsidiëring bijvoorbeeld van de bedrijfsoverneming, zoals wel wordt bepleit, zou tot gevolg hebben dat de prijzen van de over te nemen kapi taalgoederen nog meer worden opgevoerd. Vreemd vermogen, in welke gemakkelijke vormen ook aangeboden, zoals bijvoorbeeld op het stuk van de aflossingsregelingen, kan het noodzakelijke eigen vermogen niet duurzaam vervangen. In relatief grote omvang opgenomen, is het vreemde vermogen slechts aanvaardbaar als anticipatie op toekomstige vorming van eigen vermogen. Echter kan het eigen vermogen van het midden- en kleinbedrijf slechts worden vergroot, indien het bedrijf een voldoende rentabiliteit vertoont en bovendien het belastingstelsel de mogelijkheid tot vermogensvorming niet al te zeer beknot. Voorzover aan deze voor waarden niet is voldaan, zal het vraagstuk van de permanente vermogens voorziening in de landbouw niet opgelost kunnen worden op een wijze, die de ontplooiing van het gezinsbedrijf mogelijk maakt. De schorsing van de fiscale investeringsfaciliteiten, gepaard gaande met handhaving van de zware progressie in de belastingtarieven, waardoor ook de uit sluitend nominale inkomensstijging wordt getroffen, heeft de oplossing van dit vraagstuk voor de eerstkomende tijd nog moeilijker gemaakt. FISCUS EN COÖPERATIE Steeds meer vervaagt het verschil tussen de financiering van de onder neming in de rechtsvorm van de n.v. en die in de rechtsvorm van de coöperatie. In vergelijking met voorheen wordt de n.v. meer en meer gefinancierd met vreemd vermogen, hetzij in de vorm van onderhandse leningen dan wel in de vorm van obligaties. De coöperatie voorziet meer dan voorheen in haar financiering door de vorming van eigen vermogen uit winsten, die worden ingehouden nadat daarover het gewone tarief van de vennootschapsbelasting is betaald. In het licht van deze ontwikke ling is er geen reden de regeling te bestendigen, waarbij voor de coöpera ties, anders dan voor de n.v., de deelnemingsvrijstelling niet geldt. Als gevolg daarvan wordt de coöperatie nogmaals belast voor winsten, die zijn ontstaan uit opbrengsten van deelnemingen, terwijl deze winsten al eenmaal zijn belast in de n.v., die de desbetreffende uitdeling heeft gedaan. In de voorgestelde nieuwe regeling van de vennootschapsbelasting zou deze discriminatie ten nadele van de coöperatie wel worden opgeheven, doch zou een andere daarvoor in de plaats worden gesteld. Deze zou daarin bestaan, dat de fiscale winst van de coöperatie door de fiscus zou kunnen worden verhoogd met een deel van de commerciële tegemoet komingen aan afnemers van door de coöperatie geleverde produkten of aan leveranciers van aan de coöperatie geleverde grondstoffen, welke afnemers c.q. leveranciers tevens lid zijn van de coöperatie. De belasting van de coöperatie naar het gewone tarief van de vennoot schapsbelasting over deze tegemoetkomingen in de commerciële sfeer zou in de plaats moeten komen van de belasting van de n.v. over de uit gedeelde winsten naar het voorgestelde gemitigeerde tarief. Nog afgezien daarvan, dat een op basis van de omzet berekende commerciële tege moetkoming een geheel andere betekenis heeft dan een winstuitdeling over het geplaatste aandelenkapitaal, is het duidelijk, dat in de voorgestel de nieuwe regeling de coöperatie tweemaal wordt achtergesteld. Vooreerst zouden, anders dan bij de n.v., tegemoetkomingen in de com merciële sfeer [rabatten en dergelijke] tot de fiscale winst worden ge rekend; bovendien zou deze fictieve fiscale winst niet worden belast volgens het tarief van de uitgedeelde winst, doch volgens het tarief van de gereserveerde winst. Een dergelijke van tevoren onberekenbare belasting van fictieve winsten, die geheel afhankelijk zou zijn van de kijk van de fiscus op de prijspolitiek van de verschillende ondernemingen in dezelfde branche, zou in feite neerkomen op een fiscale afstraffing van die ondernemingen, die in hun prijspolitiek met een lagere marge dan andere genoegen nemen. Hoe een dergelijke fiscale politiek te rijmen valt met de scherpe van overheidswege gevoerde prijspolitiek waarbij prijsverhogingen tot een minimum worden beperkt en verticale prijsbindingen onverbindend worden verklaard, ont gaat ons ten enenmale. NIEUWBOUW In het verslagjaar kon de onderbouw van het nieuwe kantoor van de Cen trale Bank goeddeels tot stand worden gebracht. Tevens werden voor bereidingen getroffen voor de tweede fase van de nieuwbouw. Daar bij bleek, dat rekening zou moeten worden gehouden met een niet onaan zienlijke stijging van prijzen en lonen. In de financiering van de nieuw bouw zou ingevolge een eerder genomen bestuursbesluit, dat ook de in stemming van de algemene vergadering verwierf, worden voorzien door storting in de reserve-nieuwbouw gedurende de jaren 1961 tot en met 1965 van een bedrag van f 2 miljoen per jaar. Mede zouden in deze reserve worden gestort de bedragen, die jaarlijks aan belasting worden bespaard door toepassing van de vervroegde afschrijving en de investeringsaftrek. In de bestuursvergadering van 8 maart 1963 werd besloten om ter op vanging van de prijsstijging tijdens de bouw de storting van een bedrag van 2 miljoen in de reserve nieuwbouw ook voort te zetten in de jaren 1966 en 1967. Verwacht mag worden, dat in 1967 de laatste bouwtermijn zal moeten worden voldaan. Wij nemen aan, dat deze reservering vol doende zal zijn om ook de stijging van prijzen en lonen na 1963 op te vangen. In aansluiting aan dit bestuursbesluit werd de aannemingsmaat schappij, die met de uitvoering van de onderbouw is belast, opgedragen ook de bovenbouw tot stand te brengen. Daarmede is inmiddels een aan vang gemaakt. POSITIE KASSIERS Gedurende het verslagjaar heeft overleg plaatsgevonden tussen ver tegenwoordigers van de kassiersorganisatie en een commissie, samen gesteld uit beheerders van boerenleenbanken. Bij dit overleg was ook de leiding van de Centrale Bank betrokken.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1963 | | pagina 8