aan de raad van commissarissen van de nv boeren-hypotheekbank eindhoven Mijne Heren, Overeenkomstig het bepaalde bij artikel 40 van de statuten hebben wij de eer U hierbij verslag uit te brengen over de werkzaamheden in het boekjaar 1963. In de op 10 mei 1963 gehouden algemene vergadering werd de heer personalia C. G. A. Mertens, die aan de beurt was van aftreden, tot lid van de raad van commissarissen herkozen. In de daarop volgende vergadering van de raad van commissarissen werd de heer Mertens opnieuw benoemd tot voorzitter van de raad. Tot lid van het bestuur werd herkozen de heer prof. dr. C. F. Scheffer. Evenals het boekjaar 1962 heeft het afgelopen boekjaar zich gekenmerkt gang van zaken door een grote vraag naar hypothecair krediet. Er werd voor ongeveer 3 miljoen meer afgesloten dan in 1962. Een van de factoren, die hiertoe aanleiding hebben gegeven, is de verlevendiging van het kapitaalverkeer in agrarische gronden en opstallen als gevolg van het vervallen van de wet op de vervreemding van landbouw gronden. De stijging van de verkoopwaarde der onderpanden, die daarmee samenhing, heeft tot gevolg gehad, dat het gemiddeld bedrag per lening niet onaanzienlijk hoger is dan voorheen. Ook werd de kredietvraag bij onze instelling gestimuleerd doordat in toenemende mate gebruik werd gemaakt van de mogelijkheid om hypothecaire leningen op te nemen tot 90 van de onderpandswaarde; daarbij wordt het gedeelte van de lening boven twee/derde van de onderpandswaarde, behalve door eerste hypo theek, mede gedekt door kredietverzekering. Deze kredietverzekeringen worden ondergebracht bij de Landbouwkredietverzekering „Eindhoven waarmee onze instelling ten nauwste samenwerkt. De looptijd van het gedeelte der leningen, dat uitgaat boven twee/derde van de onderpands waarde, is als regel niet langer dan 10 jaar, waarbij jaarlijkse aflossingen van 10 worden toegepast. Bij leningen in de agrarische sector boven twee/derde van de onderpandswaarde wordt ook wel met een langere looptijd genoegen genomen en zulks in het bijzonder ten behoeve van jonge boeren. Deze zien zich meer en meer voor grote financiële moeilijk heden gesteld bij de overneming van bedrijven. De sterk gestegen waarde van landbouwgronden en van bijbehorende bedrijfsruimten speelt daarbij een belangrijke rol, evenals de omstandigheid, dat bij scheiding en deling de familieleden in mindere mate dan voorheen geneigd zijn hun aandeel 94 in de boedel te laten bij wijze van praktisch permanent ter beschikking staand vermogen. Wij beraden ons over nieuwe mogelijkheden om de jonge boeren in deze financieringsmoeilijkheden tegemoet te komen. De ontwikkeling van de prijzen voor landbouwgronden en opstallen na de opheffing van de daarvoor voorheen geldende prijsbeheersing gaf in het verslagjaar aanleiding tot diepgaand beraad over nieuwe richtlijnen inzake de taxatie daarvan. Na de opheffing per 1 januari 1963 van die prijs beheersing gold aanvankelijk de regel, dat bij die taxaties kan worden gegaan tot ten hoogste 15 boven de prijzen, die voorheen onder het regime van de prijsbeheersing door de Grondkamer als hoogst toelaat bare prijzen werden goedgekeurd. In de nieuwe richtlijnen, die in de tweede helft van het boekjaar kwamen te gelden, wordt ervan uitgegaan, dat voor alle agrarische gronden een taxatie op basis van 40 maal de netto-pachtwaarde verantwoord kan worden geacht. De pachtwaarde wordt daarbij genomen overeenkomstig de hoogst toelaatbare pachtprijs volgens de normen van de Grondkamer voor de desbetreffende gronden, waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de grond en de feitelijke bestemming daarvan. In gebieden, waar zich ontwikkelingen voordoen in de richting van een beter renderende agrarische bestemming, kan overeenkomstig de desbetreffende richtlijnen daarmee worden reke ning gehouden en kan de pachtwaarde worden ontleend aan die van ver gelijkbare percelen, die reeds een wijziging van agrarische bestemming hebben ondergaan. Voor de bepaling van de verkoopwaarde van gebouwen en verdere op stallen in de agrarische sector wordt uitgegaan van de netto-stichtings- kosten. Voor nieuw gebouwde woningen wordt daarbij genomen 90 van de netto-stichtingskosten. Voor bedrijfsruimten wordt dit percentage lager gesteld al naargelang de bedrijfsruimten meer voor een bepaald bedrijf gespecialiseerd zijn. Voor nieuw gebouwde bedrijfsruimten wordt 75 van de netto-stichtingskosten als regel tenminste aanvaardbaar geacht Naargelang de ouderdom wordt met een gebruikelijk afschrijvingspercen tage rekening gehouden Wij houden ons overtuigd, dat met deze nieuwe richtlijnen voor de taxatie van agrarische eigendommen enerzijds voldoende voorzichtigheid wordt betracht en anderzijds maximale financieringsmogelijkheden kunnen wor den geboden Om de gedachten te bepalen kan worden medegedeeld, dat met inachtneming van de beschreven richtlijnen de waarde van agrarische

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1963 | | pagina 49