toevertrouwde middelen bij de plaatselijke banken
in miljoenen guldens
tegoeden op lopende rekening
spaartegoeden
trekkelijk gunstig geweest. Daarom zal de fiscale
factor in 1964 eerder in omgekeerde richting werken.
De verbetering in de afzetpositie van de landbouw,
die zich voordeed naargelang het jaar 1963 vorder
de, had eveneens een gunstige invloed op de groei
van de toevertrouwde middelen. De veehouderij
heeft niet gedeeld in het gunstige lot dat andere
landbouwbedrijven in 1963 beschoren was. De zui
vere veehouderijbedrijven komen echter in het werk
gebied van de bij ons aangesloten banken weinig
voor.
Evenwel hebben de slechte bedrijfsresultaten van
1962 hun uitwerking op de gang van zaken in het
verslagjaar niet gemist. De animo om te investeren
was in het begin van het jaar verminderd ten opzich
te van het vorige jaar. Deze verminderde investe
ringsactiviteit heeft aanvankelijk de liquiditeit van de
agrarische sector verruimd. Op zichzelf is dit ver
loop van de investeringen echter niet gunstig voor
de toekomst van de agrarische bedrijven. Investeren
is ook voor de landbouw een levensnoodzaak. Het
is daarom toe te juichen, dat de investeringen in de
agrarische sector vooral in het derde kwartaal een
hernieuwde toeneming vertoonden.
Het geheel van factoren, dat aan de sterke groei van
de toevertrouwde middelen ten grondslag heeft ge
legen, verklaart ook dat de toeneming juist op het
platteland opvallend hoger was dan in het vooraf
gaande jaar. Daaraan moet worden toegevoegd, dat
de toeneming vooral op het overwegend agrarisch
platteland in het voorgaande jaar uitgesproken zwak
was geweest. Daar het hier gaat om min of meer
toevallige invloeden, mag in het jaar 1964 of in
volgende jaren geen herhaling van deze ontwikke
ling worden verwacht.
Behalve op het agrarische platteland, zijn de spaar-
resultaten ook op het verstedelijkte platteland gun
stiger geweest dan in het voorgaande jaar. De in
steden gelegen boerenleenbanken boekten een ge
zamenlijk spaaroverschot, dat vrijwel gelijk was aan
dat van het voorgaande jaar.
SPAARREKENINGEN EN LOPENDE REKENINGEN
Het is moeilijk te zeggen welke van de bovenge
noemde factoren voornamelijk de spaarrekeningen
beïnvloed hebben en welke voornamelijk de lopende
rekeningen. Wij hebben de indruk, dat de stijging
van de grondprijzen en de lage belastingaanslagen
vooral van invloed zijn op de spaaraanwas, en dat
de tegoeden in lopende rekening vooral beïnvloed
zijn geweest door de verbetering in de bedrijfsresul
taten en de vermindering van de investeringsactivi
teit in de landbouw gedurende de eerste helft van
het jaar.
De tegoeden op spaarrekeningen namen in de loop
van het verslagjaar toe met 292 miljoen, exclusief
rente. Dit spaaroverschot overtreft het record van het
voorafgaande jaar, dat op 216 miljoen stond. Na
bijschrijving van rente tot een bedrag van f 67 mil
joen beliepen de spaartegoeden aan het einde van
het jaar f 2.431 miljoen. Het herstel van de spaar-
mogelijkheden op het agrarische platteland had niet
tot gevolg, dat de spaartegoeden in deze gebieden
nu ook relatief de sterkste stijging vertoonden. Er
was weliswaar een grote verbetering merkbaar ten
opzichte van het voorgaande jaar, maar de relatieve
toeneming bleef het hoogste bij de in steden geves
tigde banken, op de voet gevolgd door banken in
ONTWIKKELING VAN DE SPAARGELDEN BIJ DE AANGESLOTEN BOERENLEENBANKEN TABEL 5
[IN MILJOENEN GULDENS]
I962
1963
spaargelden per 1 januari
1.797,8
2.072,5
stortingen
1.048,5
1.304,8
terugbetalingen
832,5
1.012,9
spaaroverschot
216,0
291,9
spaargelden per 31 december [exclusief rente]
2.013,8
2 364,4
bijgeschreven rente per 31 december
58,7
67,0
spaargelden per 31 december [inclusief rente]
2.072,5
2.431,4