INLEGGERSTEGOED OP SPAARREKENINGEN PER 31 DECEMBER [INCLUSIEF RENTE] BIJ HANDELSBANKEN EN TRADITIONELE SPAARINSTELLINGEN TABEL 2 handelsbanken traditionele totaal w.o. boerenleenbanken spaarinstellingen eindhoven min. gld. min. gld. min. gld. min. gld. 1960 900 8,3 9.929 91,7 10.829 100 1.550 14,3 1961 1.215 9,8 11.192 90,2 12.407 100 1.798 14,5 1962 1.418 10,1 12.637 89 9 14.055 100 2.072 14,7 1963 1.675 10,4 14.360 89,6 16.035 100 2.431 15,2 met inbegrip van de niet aangesloten banken beweging door de stijging van de rentevoet op de kapitaalmarkt. Voor de traditionele spaarinstellingen had dit een vertraging van de toestroming van spaargelden tot gevolg. In sommige maanden moes ten enkele instellingen een daling van hun tegoeden constateren. Bij de handelsbanken deed deze daling zich enige maanden achtereen voor. De boerenleen banken ondervonden weliswaar ook een vertraging in de spaargeldstroom, maar geen daling van het totale tegoed. Gezien deze kentering in het getij moet voor het jaar 1964 een geringere aanwas van spaargelden ver wacht worden. De prijsstijgingen, die zich in de aan vang van het jaar manifesteerden, bemoeilijken echter de kijk op de nabije toekomst. Loonstij gingen doen in het algemeen de besparingen toe nemen, ook in relatieve zin, zelfs al gaan zij ge paard met prijsstijgingen, zolang deze tenminste geen grote omvang aannemen. Voor 1964 moet ech ter een aanzienlijke prijsstijging verwacht worden. Het is niet te zeggen, hoe de spaarders daarop zul len reageren. land- en tuinbouw ALGEMEEN Voor de Nederlandse land- en tuinbouw was 1963 wederom in menig opzicht een bewogen jaar. Terwijl de rentabiliteitspositie van de gemengde be drijven in de loop van het verslagjaar duidelijk ver beterde door het oplopen van de prijzen van eieren, varkens en slachtvee, bleven de weidebedrijven in een uiterst moeilijke situatie. De langdurige en strenge winter veroorzaakte daar grote extra kos ten, een scherpe daling van de melkproduktie en een inkrimping van de veestapel. De financiële uitkom sten op deze bedrijven over 1962/1963 waren dien tengevolge nog lager dan die over 1961/1962. Dat speciaal in deze streken ernstige ontevredenheid bestond over het gevoerde landbouwbeleid was dan ook begrijpelijk. De georganiseerde landbouw was bijzonder actief. Door tussenkomst van het Landbouwschap werd een lijst van wensen aan de kabinetsformateurs toe gezonden. Deze wensen betekenden een nieuwe „ruk aan de bel". Daarin werd gesteld, dat de stijging van de welvaart aan grote groepen van landbouwbedrijven geheel was voorbijgegaan. Daar naast werd gesteld, dat de landbouw staat voor een noodzakelijk maar ook bijzonder moeilijk proces van aanpassingen en omschakelingen. De overheid zou daarom in haar markt- en prijsbeleid en in haar structuurbeleid de agrarische bedrijfstak in ruimere mate de helpende hand moeten bieden. Het nieuwe kabinet bleek niet onwelwillend tegen over deze landbouw-wensen te staan en was bereid aan de landbouw een hoge prioriteit te verlenen. Dit werd tot uiting gebracht in verhoging van de begro tingsposten voor cultuurtechnische werken en voor lichting en in grotere bedragen voor het melkprijs- beleid. Voor het melkprijsjaar 1962/1963 paste de regering achteraf een zekere correctie toe. Zij ver hoogde de toeslag enigszins, zodat de veehouders een gemiddelde opbrengstprijs konden maken van bijna 28 cent per kilogram, nadat de richtprijs eind 1962 was vastgesteld op 27 cent. De verrekenprijs voor consumptiemelk voor de pe riode november 1963 tot einde maart 1964 werd met 2 verhoogd en vastgesteld op 32,65 per 100 kilo gram, zoals het Landbouwschap had gevraagd. De toeslag uit het Landbouw-Egalisatiefonds voor de industriemelk werd bepaald op 8 per 100 kilo gram, terwijl door de landbouw 8,70 was voor gesteld. Deze beslissingen houden een belangrijke stap in naar betere rentabiliteit van de melkvee houderij. In de loop van het verslagjaar traden op de wereld markten voor diverse agrarische produkten min of meer onverwachte ontwikkelingen op. Zo liep de suikerprijs, die tot ver in 1962 op 25 a 30 per 100 kilogram lag, op tot rond 100. De rund vleesmarkt, die geruime tijd in het teken van zeer ruime aanvoeren had gestaan, veranderde van ka rakter en gaf sedert het midden van 1963 stijgende prijzen te zien. Nog meer geprononceerd was de ontwikkeling op de varkensmarkt: in het najaar 1963 bleek er een internationale schaarste aan varkens te zijn met in Nederland prijzen op een tot dan toe ongekend hoog niveau. Ook de zuivelmarkten ver toonden een geheel ander beeld dan in de vooraf gaande jaren en wel met relatief gunstige prijzen Nadat communistisch China al enige jaren lang be langrijke graanaankopen had gedaan, kwamen nu ook Rusland en andere Oosteuropese landen als ko pers op de internationale markt. Uit een en ander komt duidelijk naar voren dat de wereldmarkten voor vele agrarische produkten zeer instabiel zijn en sterk beïnvloed worden door relatief kleine ver anderingen aan aanbod- of vraagzijde. Mede in het licht van de hoge suikerprijs op de wereldmarkt achtte het Landbouwschap een aan merkelijke verhoging van de suikerbietenprijs no dig, namelijk van 54 tot 65 per ton. Hierbij was rekening gehouden met de verwachting van een aanzienlijke stijging van de lonen in begin 1964. Inmiddels heeft de regering besloten de suiker bietenprijs vast te stellen op 65 per ton. Wat de graanprijzen betreft kon Nederland geen autonoom, nationaal beleid meervoeren De prijzen voor de oogst-1963 werden, in het kader van EEG- beslissingen, een weinig verhoogd. Hierbij werd overeengekomen, dat prijsaanpassingen bij voer- granen gepaard zouden gaan met een gelijktijdige aanpassing van de intra-communautaire heffingen op veredelingsprodukten. Wat de graanprijzen voor de oogst-1964 betreft, was het wachten op de be slissingen van de EEG-Raad omtrent het voorstel van de Europese Commissie. AGRARISCHE EXPORT De waarde van de agrarische export van Neder landse herkomst was in het verslagjaar opnieuw groter dan in het vorige jaar. UITVOER VAN AGRARISCHE PRODUKTEN TABEL 3 [IN MILJOENEN GULDENS] 1962 1963 akkerbouwprodukten 735 749 veehouderijprodukten 2.080 2.379 tuinbouwprodukten 1.182 1.232 totaal 3.997 4.360 De toeneming van de exportwaarde kwam voor het grootste deel voor rekening van de veehouderijsec tor. Zij vond haar oorsprong voornamelijk in de veel hogere prijzen, die bij export van vlees en van andere produkten als kaas en eieren werden gemaakt. Het aandeel van de agrarische export in de totale export waarde liep enigszins op van 24,1 in 1962 naar 24,3 in 1963. AFZONDERLIJKE SECTOREN Op de aardappelmarkt liepen de prijzen in het vroege voorjaar flink omhoog; in het najaar kwamen zij op een zeer matig niveau te liggen, omdat de mogelijk heden van export tengevolge van de ruime oogsten in vele landen erg beperkt bleken te zijn. De markt situatie voor vlas, peulvruchten en zaaizaden was bevredigend De melkproduktie was in het verslagjaar kleiner dan in 1962, vooral tengevolge van voortdurend ongun stige weersomstandigheden en een daarmee ver band houdende inkrimping van de melkveestapel. De produktie beliep ruim 7 miljoen ton; de hoeveel heid afgeleverde melk daalde met 3,2 vooral door de aanmerkelijk lagere melkproduktie in de meeste weidestreken. De geringere melkaanvoer kwam tot uiting in lagere produktiecijfers voor nagenoeg alle zuivelprodukten. Het verbruik van consumptiemelk en melkprodukten per hoofd van de bevolking bleef stabiel. De geringere melkproduktie en de gewijzigde om standigheden op de internationale zuivelmarkt leid den ertoe, dat Nederland in het verslagjaar geen overschot aan zuivelprodukten had. De boterprijs werd geleidelijk verhoogd. Met het oog op een re-

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1963 | | pagina 13