economische ontwikkeling in nederland
algemene conjunctuur
Het algemene conjuncturele beeld, dat de Neder
landse volkshuishouding in 1963 te zien gaf, vertoont
geen grote afwijkingen van dat van het jaar tevoren.
Het indexcijfer van de industriële produktie, dat van
1961 op 1962 met 51/2 was toegenomen, steeg in
1963 met 41/2
De toeneming van de bestedingen was iets groter
dan de toeneming van de nationale middelen, zodat
het overschot op de lopende rekening van de beta
lingsbalans, genomen op transactie-basis, afnam
van f 650 miljoen tot 500 miljoen.
De lichte ontspanning op de arbeidsmarkt, die zich
tegen het einde van 1962 voordeed, zette zich in het
verslagjaar niet voort. Nadat de door de strenge win
ter veroorzaakte stagnaties overwonnen waren, na
men de spanningen op de arbeidsmarkt weer toe. Zij
leidden itot een belangrijke wijziging in de tot dusver
gevolgde loon- en prijspolitiek. Het werkloosheids
cijfer bleef in 1963 gemiddeld gelijk aan dat van
1962, toen het 33.000 beliep. Daartegenover ver
toonden de openstaande aanvragen van werkge
vers, na een aanvankelijke daling, in de tweede helft
van het jaar opnieuw een stijging tot een peil van
meer dan 100.000.
Het zijn deze getallen, die in hun onderlinge verhou
ding de duidelijkste uitdrukking vormen van de ver
storing van het evenwicht tussen vraag en aanbod.
Als uiteindelijke oorzaak van deze onevenwichtig
heid werd algemeen gezien het lage peil van lonen
en prijzen, dat de Nederlandse economie in verge
lijking met de voornaamste andere Westeuropese
landen kenmerkte.
LOON- EN PRIJSBELEID
De ontwikkeling op het gebied van de lonen was
spectaculair. Het is niet overdreven hier van een
breuk te spreken: een stijging van het officiële loon
niveau met meer dan 10 is nog niet eerder in
Nederland voorgekomen. Hierbij moet nog in aan
merking worden genomen, dat door allerlei oorzaken
de stijging van de loonvoet in feite altijd hoger blijkt
te zijn dan het stijgingspercentage van de regelings
lonen aangeeft.
Reeds enige jaren is het loonniveau ten onzent ster
ker gestegen dan de arbeidsproduktiviteit. Dit zal in
nog sterkere mate het geval worden als gevolg
van de toopassing van het 10 %-akkoord van de
Stichting van de Arbeid. Nederland is thans doende
met de aanpassing van het loon- en prijspeil aan dat
van andere landen. Deze aanpassing is door de ma
tiging in onze loon- en prijspolitiek lang uitgesteld.
Op de duur werd zij echter onvermijdelijk. Op welk
moment de aanpassing over het doel heenschiet en
dus onze concurrentiepositie te sterk gaat aantas
ten, is de grote en beklemmende vraag, waarvoor
regering en bedrijfsleven zich zien gesteld.
Bij dit alles bleven de kosten van levensonderhoud
in het afgelopen jaar voorshands echter nog relatief
stabiel. Het indexcijfer op basis 1959/1960 100
steeg van 104 in 1962 tot 107 in 1963.
financiële ontwikkeling
De betalingsbalans gaf naast de reeds vermelde
geringe vermindering van het overschot op de lo
pende rekening een netto-kapitaalimport te zien,
waardoor er per saldo een liquiditeitsverruimende
invloed van de betalingsbalans uitging. Evenzeer
liquiditeitsverruimend, en wel in sterkere mate dan
het jaar daarvoor, werkte de kredietverlening door
het geldscheppende bankwezen aan de particuliere
sector. De centrale overheid gaf in belangrijke mate
tegenwicht door onttrekking van liquiditeiten, met
name door de uitgifte van langlopende leningen. De
stijging van de geldhoeveelheid was ruimschoots
voldoende om te voorzien in de met het nationaal
inkomen stijgende liquiditeitsbehoefte. In dat op
zicht zal 1964 ons ongetwijfeld voor zwaarder pro
blemen stellen, vooral indien vanwege het verkeer
met het buitenland geen liquiditeitsverruimende,
doch, zoals algemeen wordt verwacht, een liquidi-
teitsverkrappende invloed zal optreden en de over
heid haar uitgaven neutraal zal financieren. In dat
geval zal het beleid van de Nederlandsche Bank van
beslissende betekenis zijn voor de vraag in hoe
verre het bankwezen een compenserende verrui
ming van liquide middelen tot stand kan brengen
Het totale bedrag aan openbare emissies, dat in
1963 op de kapitaalmarkt werd ondergebracht, was
even groot als in 1962. Het bedroeg in beide jaren
1.660 miljoen. In vergelijking met het vorig jaar
namen het Rijk en de Bank voor Nederlandsche
Gemeenten veel grotere bedragen op en de parti
culiere sector minder. Het buitenland bleef zo goed
als geheel van de Nederlandse kapitaalmarkt weg.
De rente, die lange tijd stabiel bleef, trok tegen het
einde van 1963 aan. Ongetwijfeld houdt deze stij
ging verband met de verwachting van een krappere
liquiditeitspositie, die het gevolg zal kunnen zijn van
de opwaartse beweging van lonen en prijzen. Het
rendement van 3 gemeentelijke en provinciale
leningen steeg dan ook van 4,04 in juli tot 5,26
in december 1963.
MONETAIRE POLITIEK
Het door de Nederlandsche Bank maandelijks vast
gestelde kasreservepercentage, dat voor januari op
4 en voor februari en maart op 5 werd gesteld, is
daarna voortdurend verlaagd, totdat het voor de
laatste maanden van het jaar op nul werd gesteld
De wijzigingen werden gemotiveerd met een verwij
zing naar de toestand op de geldmarkt. Met het oog
daarop werden door de Nederlandsche Bank ook
dit jaar wederom enkele schatkistpapier-affaires
met beding van wederinkoop aangegaan.
In september van het verslagjaar kwam een nieuwe
overeenkomst inzake de kasreserveregeling tussen
de organisaties van het bankwezen en de Neder
landsche Bank tot stand. Als grondslag hiervan
geldt niet langer de financiering van de goud
en deviezenvoorraad van de Nederlandsche Bank,
doch de wens om naast de open-marktpolitiek de
beschikking te hebben over een additioneel instru
ment ter beïnvloeding van de geldmarkt".
In oktober werd de kredietrestrictieregeling weder
om ingevoerd op grond van de sterke uitbreiding
van de kredietverlening van handelsbanken en land-
bouwkredietbanken samen.
Het Nederlandse bankwezen als geheel overschreed
de desbetreffende normen voor het eerst in de drie
maandsperiode, die eindigde op 30 november 1963
Onze organisatie bleef met haar kredietverlening
binnen de normen.
Voor de eerste vier maanden van 1964 is een nieuwe
regeling tot stand gekomen. Daarbij is uitgegaan
van een toelaatbare stijging van de relevante kre
dietverlening met gemiddeld IV2 per maand ge
durende de maanden januari en februari 1964 en
met gemiddeld 1 per maand gedurende de maan
den maart en april 1964. In concreto heeft een
kredietinstelling de keuze tussen een drietal nor
men, namelijk:
a. een stijging van 19 ten opzichte van het gemid
delde van de overeenkomstige periode van 1962;
b. een stijging van 12 ten opzichte van het ge
middelde van de overeenkomstige periode van
1963;
c. een stijging van resp. 9,5 11 12 en
13 voor ultimo januari, februari, maart en april
ten opzichte van de overeenkomstige maanden
van 1963.
De onder a. genoemde norm is toegevoegd op uit
drukkelijk verzoek van het landbouwkredietwezen.
Bij dit verzoek is erop gewezen, dat het uitgangs
punt van 1963 de regeling zeer in het nadeel van
onze tak van het bankwezen zou doen uitvallen.
Voor de collectiviteit van handelsbanken en land-
bouwkredietbanken beziet de Nederlandsche Bank
echter alleen de onder b en c. genoemde normen.
Als deze beide normen worden overschreden zal
de individuele kredietinstelling voor de bepaling van
het renteloze deposito beoordeeld worden naar de
gunstigste van de drie genoemde normen.
NATIONALE BESPARINGEN
Onder invloed van de krachtige stijging van het be
schikbare looninkomen namen de besparingen van