daarbij immers veelal een rol. Een juiste basis voor de taxatie van de
onderpandswaarde kan gevonden worden als men uitgaat van de beleg
gingswaarde. Deze kan worden afgeleid uit de pachtprijzen, die voor goed
keuring door de Grondkamers in aanmerking komen. Wij verwachten, dat
de waardebepaling van niet verpachte gronden en gebouwen voor de ver
mogensbelasting dienovereenkomstig zal geschieden. Een overeenkom
stig standpunt is door de jurisprudentie ingenomen voor woningen.
Wij vertrouwen, dat de aangesloten boerenleenbanken er niet toe zullen
overgaan om hun taxaties van landbouwbedrijven te baseren op toevallige
prijzen, die worden geboden voor los land, teneinde aldus de mogelijk
heden voor de kredietverlening te verruimen. Een niet verantwoorde taxatie
is daarvoor een ondeugdelijk middel. Dit is ook niet nodig nu langs andere
weg de kredietverleningsmogelijkheden van de boerenleenbanken vol
doende zijn verruimd.
KREDIETBEPERKING
Wij verheugen ons erover, dat de achter ons liggende hoogconjunctuur,
anders dan in 1957, niet heeft behoeven te leiden tot ingrijpende over
heidsmaatregelen. De Nederlandsche Bank heeft inmiddels de toepassing
van de regeling tot beperking van de kredietverlening opgeschort. Deze
regeling heeft in het verslagjaar de financiering van de landbouw niet
onberoerd gelaten. Het was immers het landbouwkredietwezen, dat een
naar verhouding belangrijk deel van de renteloze deposito's heeft opge
bracht, die wegens overschrijding van de normen van de kredietbeper-
kingsregeling bij de Nederlandsche Bank moesten worden aangehouden.
De toepassing van de kredietbeperkingsregeling, zoals die in het verslag
jaar plaats vond, achten wij dan ook niet onbedenkelijk.
Indien het noodzakelijk is de landbouw te moderniseren en de bedrijven
wat betreft omvang en opzet te vergroten, hetgeen veelal gepaard gaat
met een toenemende behoefte aan bedrijfskrediet, lijkt het weinig rationeel
met oen kredietbeperking te werken, die structureel een onevenredig zware
druk legt op bankinstellingen, die doswege geroepen zijn tot een uitbrei
ding van de kredietverlening in de sector, waarvoor zij in het bijzonder
werkzaam zijn. De dynamiek van het bedrijfsleven verdraagt niet, dat
basisperioden van kracht blijven, die dateren uit een absoluut en relatief
verleden tijd. Als gevolg daarvan komt de last van de kredietbeperking
eenzijdig te rusten op instellingen, die in de basisperiode nog nauwelijks
of geen uitzettingen kenden, die onder de kredietbeperkende maatregelen
vallen.
BELASTINGPROGRESSIE EN FINANCIERING
Ook maken wij ons zorgen over de concurrentie-kracht in het bijzonder
van de Nederlandse landbouw bij handhaving van de sterke progressie in
de inkomstenbelasting, zoals wij die thans kennen. Deze kenmerkt zich
vooral door een al te steil verloop aan de voet, waarvan het ontstaan
slechts verklaarbaar is door de noodtoestand van de na-oorlogse jaren.
Bij een stijgend nominaal inkomensniveau treft de progressie gaandeweg
ook de lago en middelste inkomensklassen. Een gezonde financiering van
kleine en middelgrote bedrijven wordt hierdoor bemoeilijkt. Gezonde finan
ciering is slechts mogelijk op basis van een voldoende eigen vermogen,
dat in overeenstemming moet blijven met de toenemende hoeveelheid
kapitaalgoederen per bedrijf en per arbeidskracht.
Dit eigen vermogen kan in het kleine en middelgrote bedrijf in feite slechts
worden versterkt uit de winst. Een eventuele stijging van de winst is voor
een deel nominaal tengevolge van de prijsstijging, die nog steeds voort
gaat. Voorzover dit deel van de stijging belast wordt levert dit in reële zin
een verlies. Voorzover de winststijging reëel is betekent de progressie in
de belastingtarieven een onevenredige druk op de mogelijkheid tot ver
mogensvorming. De steile progressie in de inkomstenbelasting leidt aldus
tot een duidelijke vermindering van de mogelijkheid om met eigen ver
mogen te financieren en dus ook van de mogelijkheid om vreemd vermo
gen op te nemen.
Een aanpassing van de progressie in de belastingtarieven aan die, welke
in de ons omringende landen geldt, wordt daarom steeds meer urgent.
Zij klemt temeer nu de Nederlandse landbouw in toenemende mate wordt
geconfronteerd met de concurrentie van de landbouw der lid-staten op de
gemeenschappelijke markt van de E.E.G.
FISCUS EN COÖPERATIE
Wij blijven evenzeer met grote zorg vervuld over de toekomstige fiscale
positie van de landbouwcoöperatie. Blijkens de Memorie van Antwoord
op het wetsontwerp inzake de vennootschapsbelasting handhaaft de rege
ring haar voornemen tot invoering van een afzonderlijk belastingregime
voor coöperaties, waarbij de fiscus wel ten aanzien van coöperaties,
doch niet ten aanzien van n.v.'s kan ingrijpen in de prijzen waartegen
transacties worden verricht. De fiscale winstbepaling voor coöperaties
komt daardoor op losse schroeven te staan. Voorts worden in het voor
gestelde nieuwe belastingregime aan bepaalde samenwerkingsvormen in
coöperatief verband extra fiscale lasten opgelegd. Zelfs aan coöperaties
op aandelen wordt dit discriminerend belastingregime niet bespaard.
Zeker ten aanzien van deze rechtsvorm kan geen wezenlijk verschil wor
den geconstateerd met naamloze vennootschappen, die werken op basis
van niet volgestorte aandelen.
STATUTENWIJZIGING
De plaatselijke banken zijn door ons in de gelegenheid gesteld om hun
activiteitensfeer te verruimen in afwachting van de aanpassing van haar
statuten aan de gewijzigde model-statuten. Deze verruiming betrof met
name de krediet- en voorschotverlening, zowel in als buiten de landbouw
Daarbij werden de boerenleenbanken gesteund door de inschakeling van
de Landbouwkredietverzekering „Eindhoven". Over de ontwikkeling van
de werkzaamheden van deze eigen kredietverzekeringsinstelling in het
eerste jaar waarin zij als zodanig optrad, wordt nader bericht in het hierbij-
gaande jaarverslag van deze maatschappij.
POSITIE EN OPLEIDING VAN KASSIERS
Het overleg tussen vertegenwoordigers van de kassiersorganisatie en een
commissie van beheerders van boerenleenbanken, waarbij ook de leiding 15