Het kasreservepercentage.dat voor januari 1962 nog 6 beliep, werd voor de periode februari tot en met augustus op 8 gebracht (met uitzondering van een incidentele verlaging tot 6% in verband met de stor ting op een staatslening). Daarna werd het percen tage geleidelijk verlaagd tot het voor december op 5 kwam. Ook op deze wijze kwam een zekere aanpas sing tot stand bij de krapte op de geldmark, die in het najaar pleegt te heersen. Daarbij heeft de Nederland- sche Bank vermoedelijk ook rekening gehouden met de omstandigheid, dat de goud- en deviezenvoor raad, die steeds een bepalende factor bij de vast stelling van het kasreservepercentage is geweest, sinds april 1962 nauwelijks meer is gestegen. Zoals reeds in ons jaarverslag over 1961 werd ver meld, overschreed de gezamenlijke als relevant be schouwde kredietverlening van de handelsbanken en de landbouwkredietbanken in de periode novem ber 1961 tot en met januari 1962 voor het eerst de beide daarvoor gestelde normen. In het kader van de kredietbeperkingsregeling, die reeds in juli 1961 was overeengekomen, moesten dientengevolge per 15 maart 1962 de eerste renteloze deposito's bij de Nederlandsche Bank worden gestort. Tezelfdertijd werd de toelaatbare stijging van de kredietverlening verder beperkt. Deze beperking kwam hierop neer, dat de toelaatbare stijging in 1962 op globaal 1/2% per maand werd gesteld, dat is de helft van het voor 1961 geldende stijgingsper centage. Later in het jaar werd voor de maanden november en december echter wederom een stijging van de kredietverlening met 1% toelaatbaar geacht. Aangezien uit de maandstaten van de banken per 31 augustus 1962 bleek, dat de totale kredietverle ning van handelsbanken en landbouwkredietinstel lingen beneden de gestelde normen was gekomen en dit ook verder het geval bleef, werden sedert 15 oktober 1962 geen stortingen van renteloze depo sito s bij de Nederlandsche Bank meer geëist. Op grond van de veranderde monetaire situatie werd de regeling in januari 1963 opgeschort. Onze boerenleenbankorganisatie, die voor deze kre dietbeperkingsregeling als een geheel wordt be schouwd, kwam over de periode januari tot en met maart 1962 voor het eerst boven de gestelde grens, en bleef dit ook verder, zodat wij in feite van 15 mei tot 15 oktober een renteloos deposito bij de Neder landsche Bank hebben aangehouden. Gedurende deze periode hebben de lokale boerenleenbanken, die de hoogste voor hen berekende grens hadden overschreden, een deel van de last van het renteloze tegoed gedragen door naar evenredigheid van de totale overschrijding een tegoed op een speciale rekening bij de Centrale Bank aan te houden. Met ingang van 25 april 1962 verhoogde de Nederland sche Bank haar rentetarieven met 1/2%, waardoor het tarief voor voorschotten in rekening-courant voor banken en andere financiële instellingen op 41/2% kwam. In verband met de verminderde conjuncturele spanningen werd deze verhoging gelijktijdig met de opschorting van de kredietrestrictie op 8 januari 1963 ongedaan gemaakt. spaaroverschotten* bij de verschillende spaarinstellingen in miljoenen guldens tabel 1 in procenten van het spaar- traditionele spaarinstellingen rijkspostspaarbank bondsspaarbanken boerenleenbanken: utrecht eindhoven totaal handelsbanken algemeen totaal 1959 1960 1961 1962 1959 1960 1961 1962 161 204 169 244 7,5 8,6 6,4 8,4 236 256 288 309 10,7 10,2 10,1 9,6 273 215 281 285 13,4 9,1 10,6 9,4 162 148 197 216 14,0 10,9 12,7 12,0 832 823 935 1.054 11,1 9,6 9,6 9,6 166 388 279 158 53,7 79,5 31,0 13,0 998 1.211 1.214 1.212 12,5 12,7 11,5 10,0 stortingen minus terugbetalingen, exclusief bij te schrijven rente na aftrek van geraamde bedragen voor bijgeschreven rente spaaroverschotten bij de verschillende traditionele spaarinstellingen stortingen minus terugbetalingen in miljoenen guldens 300 280 260 240 220 200 I 180 160 140 12° |KB Sap ito 5 100 300 280 260 240 220 200 180 160 140 120 100 '58 '59 60 61 '62 58 59 60 61 62 58 59 60 61 62 58 59 60 61 62 rijkspostspaarbank bondsspaarbanken coöp. centrale raiffeisen-bank coóp. centrale boerenleenbank NATIONALE BESPARINGEN De nationale besparingen zijn in 1962 op een iets lager niveau gekomen. De oorzaken hiervan lagen allereerst bij de overheid, die volgens gegevens in het Centraal Economisch Plan haar besparingen aanzienlijk verminderde. Hiertegenover namen de besparingen in de particuliere sector toe, maar niet voldoende om de daling in de overheidssfeer geheel goed te maken. De thans beschikbare gegevens geven nog geen uitsluitsel omtrent de besparingen van bedrijven binnen het geheel van de particuliere sector. Vermoedelijk hebben echter ook deze een zekere daling vertoond onder invloed van de stijgen de loonkosten per eenheid produkt, waarvoor de groei van de omzetten veelal geen voldoende com pensatie bood. De besparingen van gezinnen zijn naar alle waar schijnlijkheid wederom toegenomen. Ongetwijfeld speelden de loonsverhogingen en, in geringere mate, de verlaging van de loon- en inkomstenbelasting hierbij een rol. Deze invloeden komen ook tot uiting in de aanwas van de tegoeden op spaarrekeningen bij alle groepen van instellingen, die hun middelen geheel of ten dele langs deze weg verkrijgen. De totale inleg van spaargelden bij deze instellingen overtrof de terugbetalingen met f 1.211 miljoen, te vergelijken met 1.145 miljoen in 1961. In de goede spaarresultaten hebben alle bedoelde groepen van instellingen hun aandeel gehad. Ook bij de Rijkspostspaarbank zijn de besparingen weer

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1962 | | pagina 19