Woensel te Eindhoven. In het begin van het nieuwe jaar mochten wij dank zij de krachtige
medewerking van het gemeentebestuur van Eindhoven de mededeling ontvangen, dat wij op
de Rijksgoedkeuring zouden mogen rekenen voor de aanvang van de bouwwerkzaamheden
in de eerste helft van 1962. Hierdoor is voor ons het uitzicht geopend, dat wij over ongeveer
vier jaren het moderne bankgebouw zullen kunnen betrekken, waarvoor inmiddels het ontwerp
werd vervaardigd door de architectenbureaus Kraayvanger te Rotterdam en De Bever te Eind
hoven. Met de verwezenlijking van deze nieuwbouw zal een einde komen aan de huidige
situatie, die de ontwikkeling van ons bedrijf sterk remt, doordat dit over tien verschillende
plaatsen in de stad is verspreid. Wij hopen in de aanstaande Algemene Vergadering nadere
mededelingen te kunnen doen over onze nieuwbouwplannen.
Conjuncturele Het ziet ernaar uit, dat het jaar 1962 zich voor ons land zal kenmerken door
vooruitzichten ernstige spanningen op het gebied van lonen en prijzen. De toeneming van de
binnen- en buitenlandse vraag door het samenvallen van loonsverhogingen, belastingverlaging
en opleving van de Amerikaanse economie zal waarschijnlijk niet door een voldoende pro-
duktiestijging kunnen worden opgevangen.
Zowel van de werkgevers als van de werknemers zal een grote mate van discipline worden
gevraagd ter ondersteuning van het conjunctuurbeleid van de regering, dat is gericht op het
afwenden van de gevaren, die aan de gesignaleerde ontwikkeling zijn verbonden. Ook in het
belang van de handhaving van de koopkracht van het geld, zo noodzakelijk voor de instand
houding van de stroom der besparingen, achten wij het gewenst, dat dit streven allerwegen
wordt gesteund. De besparingen immers zijn onontbeerlijk voor een gezonde financiering van
de investeringen, waarop de groei van onze economie is gebaseerd. In deze overweging gaven
wij onze medewerking aan een door de Nederlandsche Bank noodzakelijk geachte krediet-
beperkingsregeling, ondanks dat deze voor de landbouwkredietinstellingen tot gevolg had, dat
een groter deel van de kredietverlening daardoor werd getroffen dan voorheen in overeen
komstige regelingen het geval was. In het begin van het nieuwe jaar werd deze kredietbeper-
kingsregeling, waarover elders in dit jaarverslag meer uitvoerig wordt bericht, nog verscherpt.
Wij zijn echter van oordeel, dat in deze maatregelen niet de remedie is gelegen tegen een drei
gende inflatie-beweging. Veeleer zal ter vermijding daarvan een systematische loon- en prijspoli
tiek gevoerd moeten worden en zullen remmingen moeten worden weggenomen, die in de weg
staan aan een verhoogde krachtsinspanning, waarvan een stijging van de produktie het gevolg
zou kunnen zijn. Een meer principiële wijziging van de structuur van ons belastingsysteem
dan is voorgesteld met de algemene herzieningsontwerpen, die thans bij de Staten Generaal
in onderzoek zijn, achten wij daartoe noodzakelijk. Wij vertrouwen, dat in hef Voorlopig Verslag
van de Tweede Kamer over deze wetsontwerpen een krachtige aandrang in die richting zal
worden uitgeoefend en dat daarin ook de weerklank zal kunnen worden vernomen van de
bezwaren, die wij in ons vorig jaarverslag hebben naar voren gebracht tegen het voorgestelde
discriminatoire belastingsysteem ten laste van coöperaties.
Deze bezwaren betreffen niet alleen de eenzijdige bevoegdheid van de fiscus tot prijscorrecties,
die in het desbetreffende wetsontwerp is voorzien, doch evenzeer de extra fiscale belasting van
bepaalde samenwerkingsvormen in coöperatief verband. Daardoor zou immers een fiscale be
lemmering in de weg worden gelegd aan het totstandkomen van op verticale integratie gerichte
samenwerking tussen grondstoffen leverende bedrijven en de verwerkende industrie, die in vele
gevallen op coöperatieve grondslag de meeste kans van slagen biedt. Door een dergelijke verti
cale integratie zou de kwaliteit van de produkten kunnen worden verbeterd, de kosten van de be
drijven door een passende mechanisatie kunnen worden verlaagd en de afzetmogelijkheden door
een meer regelmatige aanvoer van een gelijk kwaliteitsprodukt kunnen worden bevorderd. Bij
een toenemende concurrentie op de internationale markten voor voedselvoorzieningsprodukten
dient dit streven eerder fiscaal te worden begunstigd dan belemmerd. Voorzover de vrees zou
bestaan, dat de geldende fiscale wetgeving de concurrentieverhoudingen ten nadele van de
10
niet-coöperatieve ondernemingsvorm beïnvloedt, zou daarin niet door een averechtse fiscale
politiek doch op andere wijze moeten worden voorzien. Zulks zou kunnen geschieden door een
meer radicale herziening van het belastingsysteem, waarin de bedrijfswinsten ongeacht de
ondernemingsvorm gelijk zouden worden belast. Ook zou dit bij handhaving van de geldende
structuur van ons belastingsysteem kunnen geschieden door een geleidelijke vermindering van
de belastingdruk ten laste van de over het gestorte aandelenkapitaal uitgedeelde winsten. Slechts
in zoverre bestaat er immers een verschil in fiscale behandeling van n.v.'s en coöperaties, dat
de laatste met weinig of geen gestort aandelenkapitaal werken, zodat de dubbele belasting van
uitgedeelde winsten bij de coöperaties nauwelijks of niet werkt.
11