33
Tabel 9
Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw
Verstrekte garanties (in duizenden guldens)
per 31 december 1959
per 31 december 1960
per 31 december 1961
Aantal
Verstrekte
Aantal
Verstrekte
Aantel
Verstrekte
posten
garanties
posten
garanties
posten
garanties
Akker- en weidebouw
5.109
39.343
6.404
53.272
7.834
71.007
Tuinbouw
5.580
43.167
6.754
56.804
7.806
68.414
Diversen
83
2.944
84
2.907
89
3.307
Totaal
10.772
85.454
13.242
112.983
15.729
142.728
waarvan verstrekt door:
C.C.R.B. Utrecht
4.714
36.553
5.827
48.438
7.283
64.266
C.C.B. Eindhoven
5.852
44.308
7.164
59.226
8.171
72.695
Andere financiële instellingen
206
4.593
251
5.319
275
5.767
Totaal
10.772
85.454
13.242
112.983
15.729
142.728
C.C.B. Eindhoven:
Akker- en weidebouw
3.105
22.051
4.027
30.422
4.565
38.816
Tuinbouw
2.692
20.911
3.081
27.458
3.550
32.533
Diversen
55
1.346
56
1.346
56
1.346
Totaal
5.852
44.308
7.164
59.226
8.171
72.695
de Provinciale Waarborginstituten voor de Tuinbouw van belang. De door deze instituten ge
garandeerde voorschotten stegen in 1961 van 10,4 tot 12,7 miljoen of met 22Ter verge
lijking diene, dat de stijging van de onder garantie van het Borgstellingsfonds verstrekte voor
schotten 26% bedroeg.
Tabel 10 Overzicht van de uitstaande voorschotten en kredieten
per 31 december 1960 en 1961
(bedragen in duizenden guldens)
Voorschotten Kredieten in lopende rekening
Natuurlijke personen Rechtspersonen Natuurlijke personen Rechtspersonen
1960 1961 1960 1961 1960 1961 1960 1961
Hypotheek:
Aantal 45.800 51.150 760 800 12.360 12.810 360 370
Totaalbedrag 492.897 613.800 33.725 37.900 65.491 74.300 11.007 11.900
Gemiddeld bedrag 10,8 12,0 44,8 47,6 5,3 5,8 30,8 32,6
Borgtocht en diversen:
Aantal 35.060 38.510 890 880 13.670 15.200 1.210 1.240
Totaalbedrag 90.040 104.000 37.143 39.900 18.993 22.800 28.239 30.100
Gemiddeld bedrag 2,6 2,7 41,7 45,2 1,4 1,5 23,4 24,3
32
Alhoewel in tabel 10 een stijging kan worden geconstateerd van de bedragen, die gemiddeld
per voorschot- of kredietnemer uitstaan, blijven deze toch betrekkelijk laag. Hieruit blijkt,
dat het vooral de kleine zelfstandigen zijn, die van de financieringsmogelijkheden van de
boerenleenbanken gebruik maken. De sociale taak van de boerenleenbank komt hierin tot uit
drukking. Ook is dit aspect niet onbelangrijk uit het oogpunt van de gewenste risicospreiding
in de ontwikkeling van de krediet- en voorschotportefeuilles van de boerenleenbanken. Dat de
gemiddeld uitstaande bedragen betrekkelijk gering blijven, is ook het gevolg van de snelheid
waarmee de aflossingen geschieden. Op basis van de in de laatste jaren telkens geconstateerde
aflossingen lopen de uitstaande voorschotten gemiddeld niet langer dan zeven jaar.
Andere aspecten
De activiteiten van de boerenleenbanken vinden niet alleen hun weerspiegeling in de toeneming
van de toevertrouwde middelen en de uitzettingen, doch ook in de gestadige groei van het girale
geldverkeer. Het grote nut om de betalingen via de boerenleenbanken te laten lopen is sinds de
jaren vijftig hoe langer hoe meer op het platteland doorgedrongen. De tendens tot efficiency, niet
alleen in de bedrijfsvoering doch ook in het betalingsverkeer, brengt met zich mede, dat met
name periodieke betalingen door middel van de boerenleenbanken plaatsvinden. De service, die
de aangesloten banken in dit opzicht hun cliënten bieden, heeft dit mogelijk gemaakt. Dit blijkt
onder meer uit de toeneming van het aantal lopende-rekeninghouders, uit de vergroting van
het gemiddeld aangehouden saldo per rekeninghouder en uit de stijging van de omloopsnelheid.
Het aantal rekeninghouders is in de periode sedert 1950 ruim verdubbeld. Voor het gemiddeld
DEBETSALDI EN CREDITSALDI IN LOPENDE REKENING
BIJ DE AANGESLOTEN BOERENLEENBANKEN
PER 31 DECEMBER (inclusief renfe)
(in miljoenen guldens)
saS!
1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961
t