digheid, dat beide grootheden een stijgende tendens vertonen, duidt op een uitbreiding van het spaarderscorps. Het aantal spaarrekeningen is in het afgelopen jaar dan ook met ongeveer 150.000 of 16% toegenomen. Vergelijkend Niet alleen voor de boerenleenbanken van de organisatie Eindhoven, doch ook spaaroverzicht v00r ancjere traditionele spaarinstellingen is het jaar 1961 een gunstig spaarjaar geweest. Zowel bij de algemene spaarbanken aangesloten bij de Nederlandse Spaarbankbond als bij de boerenleenbanken aangesloten bij de Centrale Raiffeisen-Bank waren de spaarresultaten aanmerkelijk hoger dan in het vorige jaar. Een uitzondering vormde echter de Rijkspostspaarbank. Bij deze instelling was het spaaroverschot geringer dan in 1960. In onderstaande tabel zijn de spaarresultaten van de traditionele spaarinstellingen en de handelsbanken over enkele jaren weergegeven. Tabel 4 Spaaroverschotten bij de verschillende spaarinstellingen in miljoenen guldens in procenten va n het spaartegoed per 1 januari 1958 1959 1960 1961 1958 1959 1960 1961 Traditionele spaarinstellingen: Rijkspostspaarbank 127 161 204 168 6,5 7,5 8,6 6,3 Algemene spaarbanken 139 236 256 288 6,9 10,7 10,2 10,1 Boerenleenbanken Utrecht 263 273 215 281 15,3 13,4 9,1 10,6 Boerenleenbanken Eindhoven 156 162 148 197 16,1 14,0 10,9 12,7 Totaal 685 832 823 934 10,3 11,1 9,6 9,6 Handelsbanken 117 166 388 281 63,6 53,7 79,5 31,1 Algemeen totaal 802 998 1211 1215 11,7 12,5 12,7 11,1 Stortingen minus terugbetalingen, exclusief bij te schrijven rente. Bij een vergelijking met de handelsbanken is het opvallend, dat de traditionele spaarinstellingen een groter deel van de nieuwe spaargelden tot zich getrokken hebben dan in het voorafgaand jaar. De lichte inzinking in 1960 was een gevolg van minder gunstige spaarresultaten bij de land bouwkredietinstellingen, mede veroorzaakt door lagere uitkomsten van de oogst-1959- Bedroeg in 1958 het spaaroverschot bij de traditionele spaarinstellingen 685 miljoen, in 1961 was dit met ruim een derde toegenomen tot 934 miljoen. In ons vorig jaarverslag werd reeds gememoreerd, dat het hoge spaaroverschot bij de handelsbanken mogelijk was ontstaan door interne overboekingen. In deze opvatting zijn wij gesterkt, nu kan worden waargenomen, dat de als spaargelden geboekte creditsaldi bij de handelsbanken sterker stijgen dan het totaal van de creditsaldi. Ten aanzien van de procentuele toeneming per jaar bij de traditionele spaarinstellingen blijft het opmerkelijk, dat de boerenleenbanken van de groep Eindhoven in de beschouwde jaren steeds de grootste relatieve vooruitgang hebben geboekt. Het afgelopen jaar beliep deze relatieve toe neming 12,7% in vergelijking met 10,6% voor de boerenleenbanken van de groep Utrecht, 10,1% voor de Algemene spaarbanken en 6,3% voor de Rijkspostspaarbank. 24 Grafiek 2 SPAAROVERSCHOTTEN BIJ DE VERSCHILLENDE TRADITIONELE SPAARINSTELLINGEN, STORTINGEN MINUS TERUGBETALINGEN (in miljoenen guldens) Evenals in 1960 is ook in het verslagjaar weer gebleken, dat onze boerenleenbanken in de steden een steeds grotere aantrekkingskracht op de spaarders uitoefenen. Terwijl de spaargelden bij de boerenleenbanken, die op het platteland zijn gevestigd, aangroeiden met 11%, was de toeneming bij de banken van het verstedelijkt platteland 14% en bij die in de steden zelfs 19%- Hieruit blijkt, dat niet alleen de algemene groei van de welvaart een rol speelde in de aanwas van de spaargelden, doch evenzeer de verbetering van de outillage van onze banken en de grotere service, die zij daardoor kunnen bieden. Tabel 5 Inleggerstegoed op spaarrekeningen per 31 december (inclusief rente) bij handelsbanken en traditionele spaarinstellingen Handelsbar iken Traditionele spaarinstellingen Totaal w.o. boerenleenbanken Eindhoven min. gld. min. gld. min. gld. min. gld. 1958 309 3,9 7.538 96,1 7.847 100 1.159 14,8 1959 488 5,4 8.607 94,6 9.095 100 1.359 14,9 1960 900 8,5 9.702 91,5 10.602 100 1.550 14,6 1961 1.215 10,0 10.935 90,0 12.150 100 1.798 14,8 Uit deze tabel blijkt de toeneming van de als spaargelden geboekte tegoeden bij handelsbanken. Bedroeg het aandeel van deze banken in het totale inleggerstegoed in 1958 nog geen 4%, in 1961 was het gestegen tot 10%. Het is opmerkelijk, dat de boerenleenbanken van de groep Eindhoven 25

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1961 | | pagina 14