46
ONTWIKKELING VAN DE POST „DEBITEUREN"
BIJ DE CENTRALE BANK
(in millioenen guldens)
Totaal
debiteuren
1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959
150
140
130
120
110
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
het eigen vermogen op 10%, voor de groep der aan- en verkoopverenigingen op 16% en voor
de groep der zuivelfabrieken op 8% van het balanstotaal kan worden gesteld, waarbij evenwel
met een belangrijke onderwaardering van de vaste activa moet worden rekening gehouden. Bij
de toegepaste vermogensopstelling is voorts geen rekening gehouden met de bestaande aan
sprakelijkheidsregelingen.
Het rapport van de Commissie Landbouwkrediet heeft nog eens onder de aandacht gebracht
het belangrijke aandeel van de kredietverlening aan de agrarische coöperaties in het totaal van
de kredietverlening der beide landbouwkrediet-organisaties. Per ultimo 1957 beliep deze finan
ciering een bedrag van 503 millioen, dat een derde gedeelte uitmaakte van het totaal der
uitleningen van de landbouwkrediet-organisaties aan de particuliere sector. Van de door de
landbouwkrediet-organisaties gedane uitzettingen in de agrarische sfeer, welke ongeveer 70%
bedroegen van de uitzettingen, die buiten de overheidssector zijn gedaan, bleek ongeveer de
helft verstrekt aan de agrarische coöperaties.
De resultaten van dit onderzoek hebben opnieuw onderstreept de grote betekenis van een
gezonde financiering der agrarische coöperaties. Dit spreekt temeer nu moet worden rekening
gehouden met een verdere toeneming van financieringsbehoeften bij de agrarische coöperaties
als gevolg van een verdere uitbreiding van de productie en omzetten en van een verdere
modernisering van het productie-apparaat. De Commissie Landbouwkrediet verwacht dan ook
voor de komende 10 jaren een jaarlijks beroep van de agrarische coöperaties op de kredietmidde
len der landbouwkrediet-organisaties tot een bedrag van 45 millioen.
In dit verband onderschrijven wij geheel de uitspraak van de Commissie, dat het eigen ver
mogen van de agrarische coöperaties in het algemeen nog belangrijk zal moeten worden
versterkt. Deze noodzaak klemt temeer in verband met de te verwachten verdere uitbreiding
van de kapitaalgoederenvoorraad der agrarische coöperaties. Naarmate het balanstotaal stijgt
zal het eigen vermogen moeten worden opgevoerd en tegelijkertijd een achterstand moeten
worden ingehaald, omdat in het verleden de vergroting van het eigen vermogen in de meeste
gevallen geen gelijke tred heeft gehouden met de toeneming van het balanstotaal. De nood
zakelijke vergroting van het eigen vermogen zal met name moeten plaats vinden door een
versterking van de reserves.
Hetzelfde geldt uiteraard ook voor de positie van de landbouw-kredietorganisaties zelf. Ge
lukkig mogen wij constateren, dat in de balans per ultimo 1959 het totale eigen vermogen van
de Centrale Bank, waaronder wordt begrepen het kapitaal, het aansprakelijkheidsfonds en de
reserves tesamen, is gestegen tot 48,1 millioen tegenover 45,9 millioen per ultimo 1958.
Deze stijging vloeit geheel voort uit een toeneming van de reserves. Na bijboeking op de
reserves ingevolge de voorgestelde winstverdeling 1959 zal het elders becijferde totale eigen
vermogen worden gebracht op 48,7 millioen. In de loop van 1960 zullen bovendien de
boerenleenbanken ingevolge artikel 4 van de statuten van de Centrale Bank verplicht zijn tot
het nemen van nieuwe bewijzen van deelneming in het aandelenkapitaal, hetgeen opnieuw zal
leiden tot een verdere versterking van de eigen vermogenspositie van de Centrale Bank. Dit
hangt samen met de toeneming van de balanstotalen van de aangesloten boerenleenbanken,
die om de vijf jaar aanleiding geeft tot een herberekening van de deelneming van de boeren
leenbanken in het aandelenkapitaal van de Centrale Bank.
47