38 39 wordt gegeven zou een betere grondslag kunnen worden verkregen voor een ruimere krediet en voorschotverlening door de boerenleenbanken, zoals deze nodig zal zijn om aan de vraag naar landbouwkrediet te kunnen blijven voldoen. Krediet- en voorschotverlening tegen hypothecaire zekerheid bleef bij de boerenleenbanken van overwegende betekenis. Opnieuw werd in het afgelopen jaar de aandacht van de beheerders der boerenleenbanken gevraagd voor het grote belang, dat in een voorzichtige en deskundige taxatie der onderpanden is gelegen. Vooral voor niet-agrarische hypothecaire onderpanden kan het uitbrengen van een dergelijke taxatie moeilijkheden voor de boerenleenbank-beheerders opleveren; taxatie door een terzake deskundige buiten het beheer der bank is in dergelijke gevallen veelal noodzakelijk. De voorschotverlening onder garantie van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw vertoon de wederom een sterke toeneming zoals uit het navolgende overzicht der verstrekte garanties blijkt. Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw Verstrekte garanties (in duizenden guldens) per 31 december 1957 per 31 december 1958 per 31 december 1959 Aantal posten Verstrekte 1 garanties Aantal posten Verstrekte garanties Aantal posten Verstrekte garanties Akker- en weidebouw Tuinbouw Diversen 3-083 3.630 77 18.791 24.036 2.699 3.853 4.430 80 26.111 31.183 2.810 5.109 5.584 83 39.343 43-389 2.944 Totaal 6.790 45.526 8.363 60.104 10.776 85.676 waarvan verstrekt door: C.C.R.B.-Utrecht C.C.B.-Eindhoven Andere financiële instellingen 2.905 3.720 165 18.486 23.285 3.755 3.636 4.559 168 25.429 30.778 3.897 4.718 5.852 206 36.698 44.385 4.593 Totaal 6.790 45.526 8.363 60.104 10.776 85.676 C.C.B.-Eindhoven: Akker- en weidebouw Tuinbouw Agrarische Industrie 1.913 1.753 54 10.864 11.120 1.301 2.385 2.120 54 14.847 14.630 1.301 3-105 2.692 55 22.051 20.988 1.346 Totaal 3.720 23.285 4.559 30.778 5.852 44.385 In de loop van 1959 traden Provinciale Waarborginstituten voor de Tuinbouw in Limburg en in de Noord-Oostpolder in werking. Ook in Zeeland is een dergelijk Waarborginsrituut in voorbereiding. In de practijk blijkt de aanvullende garantieverlening door de Waarborginsti tuten, die nagenoeg in alle provincies werkzaam zijn waar tuinbouw wordt beoefend, in een behoefte te voorzien. Het totaal aan leningen waarbij door deze Waarborginstituten een garantie werd gesteld beliep per ultimo 1959 7,7 millioen. Evenals zulks in voorgaande jaarverslagen is geschied volgt hierna een overzicht van de uit staande voorschotten en kredieten, dat een beeld geeft van de gemiddelde grootte der afzon- derlijke posten. Grote verschuivingen doen zich hierbij niet voor; nog steeds trekt de geringe gemiddelde grootte der uitstaande leningen de aandacht. Overzicht van de uitstaande voorschotten en kredieten per 31 december 1958 en 1959*) (in duizenden guldens) Hypotheek Borgtocht en diversen Aantal 1958 1959 Bedrag 1958 1959 Gemiddeld 1958 1959 Aantal 1958 1959 Bedrag 1958 1959 Gemiddeld 1958 1959 Voorschotten: Natuurlijke personen Rechtspersonen Debetsaldi op lopende rekeningen: Natuurlijke personen Rechtspersonen 39.798 578 44.651 666 299.489 20.373 391.915 25.060 7,5 35,2 8,8 37,6 26.711 975 30.634 1.135 59.885 34.330 69.156 39.854 2,2 35,2 2,3 35,1 10.502 142 11.801 165 46.612 3.692 56.646 4.759 3,9 28,1 4,8 28,7 11.030 1.119 11.888 1.278 14.049 24.278 16.331 27.990 1,2 21,7 1,2 21,9 De cijfers voor 1959 berusten op een schatting. De financiële positie van de boerenleenbanken De financiële positie van de boerenleenbanken bleef zich in gunstige zin ontwikkelen. De uitzettingen in eigen kring stegen met 140 (73) millioen. Deze stijging kon ruimschoots gefinancierd worden uit de stijging van de toevertrouwde middelen, welke inclusief de bij geschreven rente 217 (218) millioen bedroeg. Per ultimo december 1959 was 45,82% van de toevertrouwde middelen door de boerenleen banken zelf rechtstreeks uitgezet. In 1958 bedroeg dit percentage 42,71. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat hieronder ook de effecten en leningen aan publiekrechtelijke lichamen begrepen zijn. Indien alleen de voorschotten en debetsaldi op lopende rekening in aanmerking worden genomen, dan beloopt dit percentage 41,59 tegen 38,59 in 1958. Bij het ter perse gaan van dit verslag waren de bedrijfsresultaten van nog niet alle aange sloten boerenleenbanken over 1959 vastgesteld. Gedurende het boekjaar 1958 werd 13,0 millioen meer rente en provisie ontvangen dan vergoed. In 1957 beliepen de rente en provisie-inkomsten onder aftrek van vergoede rente 10,4 millioen. In het totaal van de gezamenlijke exploitatierekeningen van de aangesloten boerenleenbanken bleef het procentueel aandeel van de rente- en provisiebaten vrijwel gelijk aan dat van 1957 en 1956. De rente en provisielasten daalden echter van 73,92% in 1957 tot 72,85in 1958. De bedrijfskosten namen wederom toe. Bedroegen deze in 1957 6,3 millioen, in 1958 werd ten laste van deze rekening 7,3 millioen geboekt.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1959 | | pagina 22