Voor de groenten- en fruitteelt was het verslagjaar over het geheel genomen bevredigend,
hoewel voor bepaalde groepen van bedrijven b.v. voor zwaar door droogte getroffen bedrij
ven het verslagjaar ongunstig was. De totaal-omzet van de bij het Centraal Bureau voor
Tuinbouwveilingen aangesloten veilingen bereikte een nieuw record: circa 675 millioen
tegenover 543 millioen in 1958 en 568 millioen in 1957. De totale export van verse groenten
nam toe van 490.000 tot 558.000 ton naar waarde van 281 tot 342 millioen en voor
vers fruit van 68.000 tot 125.000 ton, naar waarde van bijna 54 tot 107 millioen.
Opnieuw kunnen de producenten van bloembollen, bloemen en boomkwekerijproducten op
een gemiddeld gunstig jaar terugzien. De uitvoer van bloembollen steeg met 10% tot 225
millioen en die van bloemkwekerijproducten eveneens met 10% tot ruim 55 millioen, dit
ondanks de aanzienlijke verhoging van de Britse invoerrechten op snijbloemen, welke een dui
delijke handicap voor de Nederlandse export betekende.
Gang van zaken bij de boerenleenbanken
Aanwijzingen voor de gang van zaken bij de boerenleenbanken kunnen worden gevonden op
het gebied van de spaarbeweging, de krediet- en voorschotverlening en in de omzetten op de
diverse rekeningen. Te dezer plaatse worden speciaal de omzetten beschouwd, aangezien de
andere aspecten afzonderlijk worden behandeld.
Beliep de totale omzet op lopende rekeningen in 1958 4.811 millioen, in 1959 stegen
de omzetten tot 5.646 millioen, een stijging dus van 17%. De omzetten op spaarrekening
vertoonden een gelijksoortig beeld. De omzetten op deze rekeningen stegen van 1.040 mil
lioen in 1958 tot f 1.197 millioen in 1959, een stijging van 15%. Ook het totaalbedrag
aan nieuwe voorschotten vertoonde een aanmerkelijke stijging. Werden in 1958 voor 113
millioen nieuwe voorschotten verstrekt, in 1959 beliepen deze 172 millioen. In procenten uit
gedrukt is dit een stijging van 52%; de aflossingen stegen van 52 millioen tot 60 millioen.
Omzetten in 1958 en 1959 bij de aangesloten boerenleenbanken
(in duizenden guldens, exclusief rente)
Spaarrekeningen
Lopende rekeningen
Voorschotten
Ingelegd Terugbetaald
Tegoedgeschreven Afgeschreven
Afgelost
Verstrekt
1958 1959 1958
1959
1958 1959 1958 1959
1958
1959
1958
1959
le kw.
2e kw.
3e kw.
4e kw.
155.678 168.691 115.579
129.637 156.895 111.001
149.260 1173.306 97.283
163.711 181.620 118.066
115.494
130.957
125.752
144.578
482.803 559.768 496.473 575.331
618.265 716.524 598.976 708.958
671.386 771.384 641.135 740.438
646.821 775 928 655.139 797.155
9.355
11.703
10.475
20.470
10.862
12.466
13.076
23.634
24.121
26.669
27.198
35.038
33.053
43.815
44.128
50.950
Totaal
598.286 680.512 441.929
516.781
2.419.275 2.823.604 2.391.723 2.821.882
52.003
60.038
113.026
171.946
Indien wij de omzetten op lopende rekeningen vergelijken met de omzetten op de spaar
rekeningen, blijkt, dat deze verhouding de laatste drie jaren vrijwel constant blijft.
Gedurende de jaren 1957 en 1958 was de omzet op lopende rekeningen, resp. 4,8 maal en
4,6 maal zo groot als op de spaarrekeningen. In het verslagjaar was dit verhoudingscijfer 4,7.
Ook het aandeel van de omzet op lopende rekeningen in de totaalomzet vertoont een gelijk
26
beeld. In de jaren 1957 en 1958 bedroeg dit resp. 82,81% en 82,22%; in 1959 beliep dit
aandeel 82,50%.
Uit deze cijfers blijkt, dat het betalingsverkeer zich praktisch nagenoeg uitsluitend afspeelt
op de lopende rekeningen.
Vergelijking van de omzetten op spaarrekeningen met de omzetten op
lopende rekeningen in de jaren 1952 t/m 1959
Jaar
Omzet op
spaarreke
ningen excl.
bijgeschreven
en uitbetaalde
rente (in
duizenden
guldens)
Stijging in
vergelijking
met het
vorige jaar
(in pro
centen)
Omzet op
lopende reke
ningen, excl.
rente, provisie
en kosten
(in duizenden
guldens)
Stijging in
vergelijking
met het
vorige jaar
(in pro
centen)
Totaal omzet
op spaarre
keningen en
lopende reke
ningen excl.
rente, provisie
en kosten
(in duizenden
guldens)
Omzet op
lopende
rekeningen
uitgedrukt in
procenten
van de totale
omzet
Verhouding
van de omzet
op spaarreke
ningen tot de
omzet op
lopende
rekeningen
1952
1953
1954
1955
1956
1957
1958
1959
523.543
519.384
537.243
612.448
689.694
866.764
1.040.215
1.197.293
8,55
0,79
3,44
14.00
12,61
25,67
20.01
15,10
1.922.980
2.141.474
2.541.432
3.051.724
3.644.494
4.175.235
4.810.998
5.645.486
15.34
11,36
18,68
20,08
19,42
14,56
15,23
17.35
2.446.523
2.660.858
3.078.675
3.664.172
4.334.188
5.041.999
5 851.213
6.842.779
78,60
80,48
82,55
83,29
84,09
82,81
82,22
82,50
1 3,67
14,12
14,73
14,98
1:5,28
14,82
14,63
1:4,72
Het spaar'bankbedrijf
Ondanks de droogte gedurende de zomermaanden is 1959 een gunstig spaarjaar geweest
voor de boerenleenbanken. De inlagen stegen van 598 millioen in 1958 tot 681 millioen
in 1959. De terugbetalingen bedroegen 517 millioen in 1959 tegenover 442 millioen in
1958. De netto besparingen beliepen derhalve 164 (156) millioen. Inclusief de bij te schrijven
rente, welke gesteld kan worden op 37 millioen, beliep de toeneming der toevertrouwde
spaargelden 201 millioen.
Gemiddeld werd er per maand 57 millioen ingelegd en 43 millioen terugbetaald.
Gedurende het eerste halfjaar van 1959 lag het spaarsaldo, d.i. het verschil tussen de inlagen
en terugbetalingen, op een hoger niveau dan in de overeenkomstige periode in 1958. In de
tweede helft van 1959 kon het omgekeerde worden geconstateerd. Van januari tot en mer juni
1959 bedroeg het spaarsaldo 79 millioen. In 1958 werd in dezelfde periode 59 millioen
meer ingelegd dan terugbetaald. Gedurende de tweede helft van 1959 overtroffen de inlagen
de terugbetalingen met 85 millioen, terwijl het verschil tussen inlagen en terugbetalingen
gedurende de overeenkomstige periode in 1958 97 millioen bedroeg.
Het spaartegoed bij de Stichtingen Spaarbank van de aangesloten boerenleenbanken steeg
met inbegrip van de tegoedgeschreven rente van 1.159 millioen tot 1.359 millioen. Per
einde 1954 bedroeg het spaartegoed 677 millioen. Gedurende een tijdsperiode van vijf jaren
zijn de spaargelden derhalve gestegen met méér dan 100%.
27