Voor de verdere ontwikkeling van de spaarbeweging bij de onderscheiden groepen spaar- instellingen moge worden verwezen naar de volgende tabel. Rijkspostspaarbank Algemene spaarbanken Boerenleenbanken Utrecht Eindhoven 1. Overzicht van de stortingen en terugbetalingen bij de spaarinstellingen (in millioenen guldens) Stortingen 'jeruS betalingen Stortingen Stortingen ^er.uS b betalingen Stortingen ^cru8~ betalingen Stortingen T"u^ betalingen 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 376 408 476 607 733 662 744 816 365 376 408 450 560 666 616 655 539 476 666 521 815 621 956 743 1.015 912 1.042 1.102 1.199 1 060 1.375 1.139 815 729 858 74l 927 797 1.018 825 1.054 932 1.254 1.102 1.576 1.157 1.808 1.371 541 583 635 669 681 778 978 1.127 480 496 552 562 616 711 715 854 274 275 292 349 373 476 598 681 249 245 245 263 316 391 442 517 2. Saldo tegoed per boekj (x 1-). 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 325 331 340 368 404 407 436 475 466 517 592 640 665 642 674 741 1.342 1.412 1.478 1.572 1.609 1.624 1.719 1.836 1.316 1.392 1.455 1.529 1.568 1.602 1.730 1.897 1.398 1.450 1.529 1.663 1.692 1.664 1.699 1.737 3. Aantallen spaarboekjes bij de spaarinstellingen (x 1.000) 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 4.115 4.239 4.417 4.608 4.725 4.806 4.923 5.041 2.551 2.648 2.709 2.901 3.024 3.120 3.259 3.372 1.278 1.327 1.384 1.455 1.532 1.656 1.860 2.032 868 903 941 986 1.026 1.075 1.178 1.250 410 424 44 3 469 506 581 682 782 voorlopig Gang van zaken in land- en tuinbouw Het verslagjaar is voor de Nederlandse land- en tuinbouw een in menig opzicht bewogen jaar geweest. De landbouwpassage in de regeringsverklaring, waarin gezinspeeld werd op een verlaging van de garantieprijs voor melk, en het voornemen van de nieuwe Minister van Landbouw het verband tussen garantieprijzen en kostprijzen losser te maken, veroorzaakten onrust in de landbouwwereld. Met het optreden van de nieuwe regering werd het daarentegen enigermate rustiger op het terrein van de structuurpolitiek in de landbouw. De exceptioneel langdurige droogteperiode berokkende talrijke bedrijven, met name op de zandgronden, grote schade en bracht vele boeren in grote moeilijkheden. Maar anderzijds oefende de droogte hier en elders een gunstige invloed uit op de export-mogelijkheden en prijzen van diverse agrarische producten. De vermindering van de onderlinge handelsbeperkingen in E.E.G.-verband stuitte speciaal in de agrarische sector op heel wat problemen. Met bijzondere belangstelling werd op het einde van het jaar, zowel in als buiten de landbouw, kennis genomen van de voorstellen der Europese Commissie omtrent de gemeenschappelijke landbouwpolitiek in de Europese Economische Ge meenschap. Met enige ongerustheid werden door land- en tuinbouw de onderhandelingen 20 omtrent de „kleine vrijhandelszone" en de totstandkoming van deze samenwerking tussen zeven West-europse landen gevolgd. In de vorige jaren was steeds veel te doen geweest over inhoud en methoden van het land- bouwstructuurbeleid, speciaal omtrent wettelijke regelingen op dit terrein. Over het voor ontwerp van landbouwvestigingswet, betrekking hebbend op de invoering van eisen vooral van vakbekwaamheid aan toekomstige exploitanten, bracht de Sociaal-Economische Raad in het verslagjaar advies uit. In het advies van de Raad werd de invoering van dergelijke eisen afgewezen, vooral vanwege de gunstige ontwikkelingen ten aanzien van het volgen van agrarisch onderwijs door de jongeren. Daarna verklaarde de nieuw opgetreden Minister van Landbouw, dat van hem niet de indiening van een ontwerp landbouwvestigingswet kon worden verwacht. Wel werd in het verslagjaar uitvoerig gediscussieerd over het al of niet handhaven van erkenningsregelingen (en van de teeltbeheersing) in de tuinbouwsector, met inbegrip van de sierteelt; de wettelijke basis hiervan loopt op het einde van 1960 af. Voor een aantal landbouwproducten, zoals granen en suiker, bleven de prijzen op de inter nationale markten betrekkelijk laag. De prijzen van zuivelproducten lagen in het voorjaar op een veel gunstiger niveau dan een jaar tevoren toen er sprake was van een zuivelcrisis. Op het einde van de zomer en in het begin van het najaar ontstond een uitgesproken hausse op de internationale zuivelmarkten. Op deze markten en niet in het minst ook in ons land liepen de prijzen van boter en kaas tot een ongekende hoogte op in vele milieus vreesde men een schaarste aan melk en zuivelproducten als gevolg van de droogte maar op het einde van het verslagjaar bleek dit hoge prijspeil niet te handhaven. De ontwikkeling op de slachtveemarkt bleef op een voor de producenten bevredigend peil ook in het najaar, toen gerekend werd op een extra-grote uitstoot mede in verband met de droogte. De varkensmarkt kenmerkte zich eveneens door behoorlijke prijzen voor de varkens houders totdat in de loop van december een kentering intrad. De prijzen van eieren bewogen zich gedurende nagenoeg het gehele verslagjaar op een laag peil. De minder ruime oogsten ten gevolge van de weersomstandigheden in West-Europa oefenden voor vele groenten, voor hard fruit en voor aardappelen een prijsverhogende werking uit. Hoewel het suikerbietenareaal opnieuw was uitgebreid, was de suikerproductie ten gevolge van de tegenvallende ha.-op- brengsten niet veel groter dan het binnenlandse suikerverbruik. Tegen de aankondiging in de regeringsverklaring, dat de uit de garantieregelingen speciaal die voor de melk voortvloeiende lasten voor de schatkist aanmerkelijk ingeperkt moesten worden, werden in iandbouwkringen en ook in de Tweede Kamer ernstige bezwaren ingebracht. De nota van de Minister van Landbouw omtrent de hoofdlijnen van het in de naaste toekomst te voeren garantiebeieid voor de landbouw was onderwerp van vele discussies en meningsver schillen. Dit betrof niet zozeer de doelstellingen en methoden van het beleid, maar speciaal het plan om garantieprijzen en kostprijzen te ontkoppelen. Met instemming nam de landbouw kennis van het regeringsstandpunt, dat het garantiebeleid per product zou moeten worden voort gezet en niet zou moeten worden overgegaan naar een stelsel van relatief lage garantieprijzen per product met aanvullende bedrijfstoeslagen, welke beleidswijziging door de ene helft van de Sociaal-Economische Raad was aanbevolen. Maar de critiek van landbouwzijde richtte zich speciaal tegen het loslaten van de door het L.E.I. berekende kostprijzen als basis voor de vaststelling van de garantieprijzen. 21

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1959 | | pagina 13