19
SPAARTEGOEDEN BIJ DE VERSCHILLENDE SPAARINSTELLINGEN
(in millioenen guldens)
2200
2000
1400
Tofaal
Boerenleenbanken
Boerenleenbanken Utrecht
Boerenleenbanken Eindhoven
Rijkspostspaarbank
Algemene spaarbankei
Het totaal aan de spaarinstellingen toevertrouwde spaargelden bedroeg per ultimo 1959
inclusief de bijgeschreven rente 8.601 (7.539) millioen en was als volgt over de vier spaar
bankorganisaties verdeeld: Rijkspostspaarbank 27,6 (28,4) algemene spaarbanken 29,0
(29,2) boerenleenbanken 43,4 (42,4) °/0.
Tot slot zijn nog van belang de maandcijfers van inlagen en terugbetalingen, zoals die in
onderstaande tabel zijn weergegeven.
Spaarsaldi, inlagen en terugbetalingen
van de gezamenlijke spaarinstellingen
In millioenen guldens
In procenten van het saldo per 1 januari
Spaarsaldo
1958 1959
Inlagen
1958 1959
Terugbetalingen
1958 1959
januari
12,7
126,3
4,63
5,11
4,44
3,43
februari
60,2
111,0
4,09
4,36
3,19
2,89
maart
61,2
50,3
4,26
3,87
3,33
3,21
april
4,6
16,0
3,61
3,98
3,55
3,77
mei
61,9
89,2
4,65
4,64
3,72
3,46
juni
47,5
63,6
3,99
4,32
3,28
3,48
juli
83,6
72,2
4,83
4,71
3,57
3,76
augustus
94,4
94,4
4,43
4,41
3,01
3,16
september
57,3
54,2
4,17
4,16
3,31
3,44
october
48,9
38,4
4,37
4,25
3,63
3,74
november
79,0
74,9
4,51
4,47
3,36
3,48
december
74,3
42,4
5,07
4,73
3,96
4,18
Totaal
685,6
832,9
52,61
53,01
42,35
42,00
Gemiddeld
per maand
57,1
69,4
4,38
4,42
3,53
3,50
Beschouwt men de maandcijfers van inlagen en terugbetalingen, dan kunnen nog weer
andere gevolgtrekkingen worden gemaakt. De maandcijfers der inlagen en terugbetalingen
wijzen er op, dat er sinds het tweede halfjaar 1959 bij alle spaarinstellingen weer een kente
ring in de groei van het spaarsaldo optreedt. De maandelijkse inlagen uitgedrukt in procenten
van het tegoed aan het begin van het jaar 1959 lagen nl. in het tweede halfjaar lager dan
in de overeenkomstige maanden van 1958; de terugbetalingen gaven in die periode een stijging
te zien. Bij de boerenleenbanken deden deze verschijnselen zich in sterkere mate voor dan bij
de andere spaarinstellingen.
Als oorzaak van de relatieve achteruitgang van de inlagen en de relatieve stijging van de
terugbetalingen kan in het algemeen worden gewezen op de verhoging van de kosten van
levensonderhoud sinds juni 1959. Als tweede factor kan worden genoemd de lichte stijging
van de rentevoet op de kapitaalmarkt, waardoor de neiging ontstaat spaarbanksaldi om te zetten
in andere kapitaalmarktbeleggingen. Voor de boerenleenbanken komen nog hierbij de gevolgen
van de droogte, die zowel op inlagen als op terugbetalingen invloed hebben uitgeoefend.