Het spaarsaldo, d.iv.z. het verschil tussen inlagen en terugbetalingen op spaar
rekeningen bij aangesloten boerenleenbanken, beliep zonder rentebijschrijving
f 156 (f 85) min. De procentuele toeneming van het spaartegoed met l6,l°/o
was hoger dan bij andere spaarbankinstellingen. De aan onze boerenleenbanken
toevertrouwde spaargelden stegen met inbegrip van bijgeschreven rente van f 967
tot f 1.159 millioen.
De credit saldi in lopende rekening stegen van f 130 tot f 156 millioen. In totaal
namen de aan aangesloten boerenleenbanken toevertrouwde gelden toe van f 1.097
tot 1.315 millioen, d.i. met 20(12%).
De debet saldi op de door aangesloten boerenleenbanken verleende credieten en
voorschotten gaven in het verslagjaar een stijging te zien met f 63 millioen tot
f 508 millioen, d.i. met 14% (19%). Het totaal bedrag der door boerenleenban
ken nieuw verstrekte voorschotten beliep in het verslagjaar 113 (f 92) millioen.
De tegoeden van de boerenleenbanken bij de Centrale Bank stegen met inbegrip
van bijgeschreven rente met f 143 (f 37) millioen tot f 762 (f 619) millioen. In
totaal stegen de creditsaldi bij de Centrale Bank van f 648 tot f 801 millioen.
Daartegenover geven de uitzettingen op korte termijn de krachtigste stijging te
zien en wel van f 111 tot f 191 millioen, gevolgd door een toeneming van de effec
tenportefeuille van f 169 tot f 222 millioen. De uitzettingen in de vorm van onder
handse leningen aan provincies en gemeenten enz. bleven met f 240 millioen nage
noeg onveranderd; de bedrijfsdebiteuren gaven een lichte stijging te zien van f 120
tot f 127 millioen.
De geleidelijke verbetering van het rendement der uitzettingen van de Centrale
Bank en de krachtige toeneming van de toevertrouwde middelen leverden betere
bedrijfsresultaten op, ondanks de hogere gemiddelde rente die werd vergoed over
de tegoeden der boerenleenbanken en de verdere stijging van bedrijfskosten.
Na volledige afschrijving van de voorzieningen terzake van gebouwen en inrich
tingen tot een bedrag van f 311-000,(f 370.000,storting van f 500.000,
(f 400.000,in de bouwreserve, toevoeging van f 300.000,f 250.000, aan
de voorziening voor bedrijfsrisico's en van f 300.000, aan de effectenreserve,
resulteert een netto-winstsaldo van f 593-860,f 468.694,
Het verslagjaar werd opnieuw evenals het vorig jaar gekenmerkt door de opval
lende toeneming van de spaargelden bij de boerenleenbanken. Hierbij kan worden
opgemerkt dat uit een enquête, die per ultimo december 1957 werd ingesteld, is ge
bleken, dat 55,5% van de spaarders bij de aangesloten boerenleenbanken niet tot de
agrarische stand behoort en dat deze gezamenlijk 47,1% van de tegoeden bij de boe
renleenbanken bezitten. Het is verheugend, dat klaarblijkelijk ten plattelande de spaar
zin behouden blijft ook bij overgang van een agrarisch naar een industrieel of ander
beroep. De jeugdspaarregeling, die in de loop van 1958 werd ingevoerd, kan onge
twijfeld ertoe bijdragen dat deze spaarzin ten plattelande behouden blijft. Dat de
jeugdspaarregeling in het bijzonder op het platteland aanslaat, moge hieruit blijken,
l) de tussen haakjes geplaatste cijfers hebben betrekking op het vorige boekjaar.
dat van de 160.000 deelnemers per ultimo december 1958 aan deze regeling 33-000
waren ingeschreven bij onze aangesloten boerenleenbanken, d.i. 21%, terwijl het
percentage spaarders bij onze aangesloten boerenleenbanken 7% beloopt van alle
spaarders bij spaarbankinstellingen.
De vergroting van het middelenreservoir bij onze boerenleenbankendie hieruit
voortvloeit, zal ons temeer bewust moeten doen zijn van onze verantwoordelijkheid
om hiermede de economische weerbaarheid van het platteland te versterken. Met
grote belangstelling zien wij dan ook de resultaten van de studiecommissie Land
bouwcrediet tegemoet, welke commissie door de beide Centrale landbouwcrediet-
banken in samenwerking met de drie centrale landbouworganisaties werd ingesteld.
Het rapport van deze Commissie, die werkzaam is onder de bekwame leiding van
Prof. Dr G. M. Verrijn Stuart, zal ongetwijfeld het coöperatieve landbouwcrediet
aanleiding geven tot een hernieuwd beraad over de financieringsmogelijkheden van
land- en tuinbouw.
De verschijning van het rapport van de Commissie Landbouwcrediet in de loop
van dit jaar valt op een gelukkige wijze samen met het op gang komen van de
gemeenschappelijke markt der zes landen, die tot de Europese Economische Gemeen
schap zijn toegetreden. Ongetwijfeld zullen hieraan op de duur voor land- en
tuinbouw verstrekkende gevolgen zijn verbonden, waarbij rekening moet worden
gehouden met principiële wijzigingen in het landbouw prijsbeleid, met veranderin
gen in de marktorganisatie en met de noodzaak tot verdere structurele hervormin
gen. Dit alles zal stellig leiden tot toenemende investeringen in de landbouw,
waarmede een stijging van de financieringsbehoeften gepaard zal gaan.
Het coöperatief landbouwcrediet in Nederland, dat in zijn 60-jarig bestaan op een
voorspoedige ontwikkeling mag terugzien, zal haar bijdrage tot de oplossing van deze
voor land- en tuinbouw moeilijke vraagstukken kunnen leveren, mits in de beleids
voering zoivel bij de boerenleenbanken als bij de Centrale Bank bij voortduring mede
het oog zal zijn gericht op een verdere versterking van de financiële positie in het
bijzonder door een vergroting van de reserves.
1